De psychologische onderwereld van de mens zit vreemd in elkaar. Het is alsof zeer veel stervelingen waarheden schuwen, met onverlichte bovenkamers rondlopen, en dus verkiezen om in het duister te blijven leven. Maar, sommigen onder hen wagen het om - net als motten - naar 'het licht' te vliegen, om daar te blijven rondfladderen, totdat ze op een dag - of nacht - met kapotte of verbrande vleugels steendood neervallen.
De vraag die we ons hierbij kunnen stellen, is: "Zijn motten destructief ingesteld, en plegen ze bewust zelfmoord? Of, zijn ze gewoonweg het instinctieve slachtoffer van: alles wat 'zomaar en automatisch gebeurt'?".
Wat is Leven?
Volgens mij is het leven zowel een voorbereiding op de dood als op datgene 'wat erna komt' - tenzij men stof is, en tot dat stof wederkeert. Anders gezegd: Leven is een Kunst op zichzelf.
Toch zijn er mensen die het moment van hun overgaan niet kunnen afwachten. Ik heb het nu niet over Socrates, die stond te popelen om de volgende dag de gifbeker aan zijn lippen te brengen, noch over een gestoorde terrorist, die zichzelf opblaast en anderen mee de dood insleurt, maar over een Nederlandse schrijver.
'Belangrijke mensen', waaronder veel zangers en mensen die boeken schrijven, weten dat - indien ze zelfmoord plegen - de kans groot is dat ze op frontpagina's terechtkomen. Gisteren was het dan de beurt aan een zekere Joost Zwagerman, die in zijn woonplaats te Haarlem, na een lange periode van een lange reeks opeenvolgende depressies, op 51-jarige leeftijd zelfmoord pleegde.
Ik heb hem nooit gelezen, maar naar het schijnt behoorde hij tot de meest gelezen Nederlandse schrijvers van zijn generatie. Zijn werk verscheen in vertaling in Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Tsjechië en Japan. In 2008 ontving hij de Gouden Ganzenveer voor zijn gehele oeuvre.
In het tv-programma 'NOVA College Tour' zei Harry Mulisch in 2010 dat als er een schrijver in Nederland genoemd moest worden die Mulisch' plaats na zijn dood enigszins zou kunnen innemen, het Joost Zwagerman zou zijn - hoewel hij enkele seconden later toch de voorkeur aan A.F.Th. van der Heijden gaf.
Behalve romans publiceerde Zwagerman ook gedichten en essays, en genoot hij bekendheid als columnist, onder meer voor de Volkskrant, waarin hij vele essays over kunst en cultuur publiceerde. Nochtans moest hij zijn column bij NRC Handelsblad inleveren omdat hij te rechts was geworden. Zijn stukjes over dat Wilders geen fascist is, waren de NRC hoofdredactie in het verkeerde keelgat geschoten. Joost gaf achteraf toe dat hij er al eens eerder voor gewaarschuwd was.
Zwagerman was gescheiden en vader van drie kinderen. Het thema 'zelfmoord' hield hem geregeld bezig. Eigenlijk zat het wel een klein beetje in de familie - want, zowel zijn vader als zijn broer hebben indertijd pogingen tot zelfdoding ondernomen.
In 2002 zei hij in een interview met het Volkskrant magazine, over zijn roman 'Zes sterren', die zelfmoord als thema heeft: "We kunnen maar beter niet te gemakkelijk praten over de heroïek van de zelfmoord. En vooral niet te makkelijk meeleven met mensen die zeggen dat ze eruit willen stappen." Ook schreef hij de bundel 'Door eigen hand' over zelfmoord. Daarin gaat hij in op de literatuur over zelfmoord. Zijn laatste nog te verschijnen boek, een bundel essays over schoonheid en onbehagen in de kunst', heet 'De stilte van het licht'.
Normaliter zou hij gisterenavond in de uitzending 'Opium op 4' op Radio 4 aanwezig zijn geweest om dat nieuwe boek voor te stellen, waarin hij heeft onderzocht hoe in de schilderkunst licht wordt gebruikt om stilte uit te drukken.
Uiteindelijk koos hij voor de eeuwige duisternis, waarib die Stilte onuitgedrukt primeert.
Of..., was er van 'keuze' geen sprake?
In 2012 sprak Joost Zwagerman openhartig over zijn depressies met de 'Volkskrant'. Het was Sara Berkeljon die hem interviewde. Hieronder vind je het gehele gesprek.
'Het was meer dan een depressie' - door Sara Berkeljon
Daar zat hij, de succesvolle schrijver Joost Zwagerman: een gescheiden veertiger met een depressie in een vakantiehuisje in Warmenhuizen. Hij vertelde hoe het zo kwam en hoe het beter werd aan Volkskrantjournaliste Sara Berkeljon in 2012.
Je kijkt om je heen van: waar zíjn we in godsnaam? Nou, in het dorp Warmenhuizen. Grenzend aan het dorp Tuitjenhorn. Toen ik hier kwam omdat ik met enige spoed een werkruimte zocht, in augustus vorig jaar, stond dit gebouw leeg, op een paar onttakelde bureaus na. Een donkere kolos in nog meer donkerte.'
Nu lopen er kantoordames heen en weer met thermoskannen. In het gebouw is tegenwoordig een notarisbedrijf gevestigd. Behalve in die ene kamer op de eerste verdieping, de kamer met 'verkoop' op de deur. Daar werkt Joost Zwagerman (48). Er staan een bank, een televisie, een rek met kleding, een bureau en een stuk of twintig Billy-boekenkasten - de andere helft van zijn boekencollectie ligt in een opslag. Aan de muur hangen foto's van de jonge schrijver met kind. De ruimte kijkt uit op de aangeharkte gazonnetjes van de overburen, op loodsen in de verte.
We spreken elkaar naar aanleiding van de publicatie van Kennis is geluk, een selectie uit de stukken over kunst die hij de laatste anderhalf jaar voor de Volkskrant schreef. Het duurt niet lang voor Zwagerman het woord rampjaar laat vallen. Dat was 2011 - het jaar dat zijn gezin 'uit elkaar viel' en hij in het vakantiehuisje trok, in Tuitjenhorn. 'Er zijn momenten in je leven dat je niks meer hebt te willen. Het was over, klaar. Waar kon ik op korte termijn terecht? Eigenlijk alleen in dat houten huisje in dat vakantiepark. Ik keek daar dagelijks aan tegen het verleden van mijn gezinsleven. Dat is niet bevorderlijk, maar het kon niet anders.'
En zo was Zwagerman ineens een gescheiden veertiger in een houten huisje in the middle of nowhere. Met gedragen stem: 'Jan woont in een huisje ergens in de kop van Noord-Holland, vlak bij Schagen. Daar is het heel snel donker, niet alleen in de winter! Hoe brengt Jan de avonden door? En dan komt er een heel verhaal over hoe Jan de avonden doorbrengt. Zo iemand als Jan was ik dus ineens geworden. Ik bekeek dat soort mannen altijd met mededogen, tot ik moest erkennen dat het onvermijdelijk was dat dit in mijn eigen leven plaatsvond. Daar zat ik dan, met drie kinderen van 10, 14 en 17. Pubers gaan hier dood, als ze Amsterdam gewend zijn. En tóch kwamen ze. Prachtig, vind ik dat.'
Over de redenen wil Zwagerman niet praten. Wel zegt hij dat de scheiding de grootste nederlaag is die hem ooit overkwam. 'Meer zeggen is niet gepast tegenover mijn kinderen en ex-vrouw. Ik maakte de klassieke denkfout die velen in scheiding maken: ik meende dat niet mijn huwelijk was mislukt, maar heel mijn leven. Ik was al zo lang met mijn ex-echtgenote, dat ik niet beter wist of ik maakte onderdeel uit van die eenheid, van dat gezin. We waren bijna twintig jaar samen, voor die tijd waren we jeugdvrienden. Ik zag de ontreddering bij mijn kinderen. Het voelde als een nederlaag die ik nooit meer te boven zou komen, een nederlaag waar nooit meer een overwinning tegenover zou staan. Er is hier in dit kantoor geen onbewerkt hout, anders zou ik dit afkloppen, maar sinds enige tijd kan ik zeggen dat ik toch nog wél in staat blijk te zijn een relatie te onderhouden. Dat ik in staat ben met iemand anders een leven te beginnen is een overwinning.' Grijns.
Je hebt een vriendin.
'Ja. Ik verhuis over een paar weken naar Haarlem. Terug naar een gewonemensenhuis. Terug naar de levenden. We gaan samenwonen, al is het half-half, want ze houdt haar eigen woning aan.'
Dat is dan best snel.
'Dat is best snel, ja. Ik zit hier nu ruim een jaar, maar de onttakeling van mijn huwelijk vond al een beduidend aantal jaren plaats. De maanden voor ik vertrok, leefden we al goeddeels gescheiden. En mijn ex-vrouw heeft ook een nieuwe relatie. Dat is ook best snel. In interviews praat ik eigenlijk nooit over mezelf, maar nu zit je hier, en het is wel heel eigenaardig dat we hier in dit notariskantoor zitten, daarom vertel ik je dit. Maar ik zou nooit iets over mijn vriendin zeggen als ik er niet vrij zeker van zou zijn dat deze verbintenis lang zal duren. Ik ken mensen die drie keer zijn gescheiden. Dat is in mijn leven niet de bedoeling. Het was einmal, maar niet nog een keer.'
Zou je nog een keer trouwen?
'Ja. Maar nu nog niet, want ik ben nog niet officieel gescheiden. Sommige scheidingen zijn binnen vier maanden geregeld, en deze duurt iets langer.'
Hoe bracht je de avonden door in het vakantiehuisje?
'Lezen, schrijven en af en toe naar een van de drie netten kijken. Ik dacht: ik neem maar niet te veel netten, want voor ik het weet zit ik als een soort plant vegetatief te zappen. Ik blijk heel to the point televisie te kijken. Verder las ik en was ik aan het herstellen van de buts die in mijn leven was aangebracht. Zo kun je het wel zeggen, eigenlijk. Ik was enigszins de weg kwijt.'
Neemt een trekje van zijn sigaret. 'Ik moest mezelf hervinden. Dat nam tijd in beslag. Ik houd niet van therapeutisch schrijven, maar Kennis is geluk heeft me op de been gehouden. Het schrijven was een vorm van zelfmedicatie. Ik schreef over wat mij gelukkig maakt, wat me deed opleven. Ik schreef over kunst, of het nou Rothko of Vermeer was, die niet alleen de moeite waard is, maar die voor mij de moeite van het léven waard maakte.'
Je klampte je vast aan de kunst, omdat het leven anders niet de moeite waard was.
'Ja. Want zo was het ook.'
Elke week leverde Zwagerman, ook in het rampjaar, een stuk in bij de eindredactie van de Volkskrant. Tot eind 2011. Toen kwam hij met een oorontsteking bij de dorpsdokter. Die bekeek zijn dossier, onderwierp hem aan onderzoeken, liet hem vragenlijsten invullen en concludeerde: een zware burn-out en een klinische depressie. 'En ernstig ook. Ik kon me een slag in de rondte blijven werken, maar dan was ik het jaar daarop voor vijf of zes jaar uitgeschakeld, zei hij. Een wake up call.'
Kwam die boodschap als een donderslag bij heldere hemel?
'Nee. Ook mijn huisarts in Amsterdam had me voor een burn-out gewaarschuwd, maar dit was wel héél ferm. Ik leed aan een klinische depressie. Een depressie die veroorzaakt werd door factoren van buitenaf. Niet alleen door die echtscheiding, ook door een opeenvolging van sterfgevallen in mijn nabije omgeving. Binnen een tijdsbestek van drie jaar overleden mijn schoonzus, een jeugdvriendin en de vrouw van mijn beste vriend. De doden stonden als het ware om mij heen. Het was eigenlijk logisch dat ik niet uit ongehavend uit die situatie kwam. Ik merkte aan mezelf natuurlijk ook dat ik depressief was. Daar hoefde ik geen dokter voor te raadplegen.'
Je hebt eerder gezegd dat je geneigd bent tot somberheid.
'Ik was geneigd tot enige zwartgalligheid, dat is zo. Een schrijverskwaal. Maar een échte klinische depressie had ik nooit gehad. Ik stond vroeger altijd wel weer met frisse moed en goede zin op, ondanks alle averij en ondanks alle - vaak ook ingebeelde - tegenslag. Dat was nu niet meer zo. Ik moest al mijn best doen om van het huisje naar Albert Heijn te geraken en terug. Als dat lukte, had ik een grootse prestatie geleverd. We hebben het nu over vorig jaar, hè. Ik maak enorme sprongen, want ik kan nu zo drie keer op een dag naar Albert Heijn als ik zou willen. Dat is geweldig.'
Je praat erover alsof het ver achter je ligt, maar het is pas tien maanden geleden.
'Als het niet achter me zou liggen, had ik er niet over gesproken. Ik heb al die tijd helemaal geen interviews gegeven, behalve eentje aan het tijdschrift Boek.'(Het ligt op tafel, Zwagerman staat op de cover: 'Ik wil niet over mezelf praten'.)
Het was 'een wonderbaarlijke herrijzenis', zegt hij. 'Het was meer dan een depressie. Ik was écht in de war. Gek, bijna. Met pijn en moeite reed ik de tunnel op de A9 door, naar Amsterdam. Als ik dichter bij de stad kwam, wilde ik niets liever dan omkeren. Verschrikkelijk, want ik moest mijn kinderen halen. Ik raakte om de haverklap spullen kwijt, sloot de deuren niet goed af, liet mijn zojuist gepinde geld in de pinautomaat zitten, legde mijn telefoon op het dak van de auto en reed weg. Ik parkeerde verkeerd omdat ik de borden niet kon ontcijferen, waardoor mijn auto in een week tijd twee keer werd weggesleept.'
De frequentie van zijn stukken in de Volkskrant werd teruggeschroefd, van eens in de week naar eens in de twee weken. Maar bij een tweede bezoek aan de dorpsdokter bleek er niets verbeterd - integendeel. 'Ik was al in gesprek met een psychiater, maar dat was kennelijk niet indringend genoeg. De dorpsdokter zei: je kunt nu worden opgenomen, of je accepteert dat er over anderhalf uur twee mensen van de GGZ Noord-Holland bij je thuis komen, om verder te praten. Noodhulp. Ik had geen keus. Dezelfde dag kwamen er een klinisch verpleegkundige en een ambulante psychiater. Ik heb me niet verzet. Ik was totaal niet meer in de luxepositie dat ik op mijn eigen moment bij een psychiater achterover kon gaan zitten om mijn verhaal te vertellen.'
De dorpsdokter trok aan de noodrem. Hij dacht blijkbaar dat je een gevaar was voor jezelf.
'Hij dacht van wel.'
Jij dacht van niet?
'Ik had niks meer te denken. Ik dacht: ik laat het aan hem over. Achteraf is zijn ingreep een heel goede geweest. In een tijdsbestek van twee maanden heb ik met intensieve hulp opnieuw leren lopen, om het zo maar te zeggen. Er kwam iemand bij me thuis om me uit te leggen hoe ik moest leven; hoe ik moest opstaan, hoe ik mijn dag moest indelen, hoe ik niet meer uur na uur na uur achter die computer moest gaan zitten. Ik moest een half uur schrijven, dan een half uur wandelen, dan weer een half uur schrijven, dan een uur baantjes trekken in het zwembad en dan naar de supermarkt. Zo zijn deze stukken ontstaan. Sinds voorjaar 2012 ben ik on the way up. Ik ben weer in het rijk der levenden.'
Hoe is het mogelijk dat je op televisie kunstcolleges geeft als je er zo slecht aan toe bent?
'Na zo'n uitzending dacht ik ook weleens: hoe kan ik dit nog? Laat ik het zo zeggen: het menselijk reservoir is groter dan je zelf beseft. Niemand heeft er ooit iets van gemerkt. Ik kwam aan in een taxi of in mijn eigen auto. Ik stapte uit, ging me ontzettend concentreren, deed om half zes de doorloop. Vervolgens hield ik tijdens de uitzending mijn verhaal. Een feest. Maar daarna stapte ik weer de auto in en zat ik weer in die zwarte koepel, in de echte werkelijkheid, omringd door mijn eigen besognes. Als dat enthousiasme tijdens de uitzending geveinsd zou zijn, was ik er al lang mee gestopt. Dat is het niet. Het komt uit dezelfde bron.'
Na de zelfmoordpoging van je vader, in 1999, zei je dat je bang was erfelijk belast te zijn.
'Ja, ja. Het was geen schreeuw om aandacht, hij wilde echt dood. Door een krankzinnig toeval werd hij op tijd gevonden. Hij heeft geruime tijd op de intensive care gelegen. In die tijd heb ik ervaren hoe het is om kind van een zelfmoordenaar te zijn. Natuurlijk vraag je je af: zijn ik en mijn broer dan niet de moeite waard om voor in leven te blijven? Het eerste wat hij tegen me zei toen hij uit zijn coma ontwaakte, was: dit was niet de bedoeling. Ik dacht eerst dat hij wilde zeggen dat het niet de bedoeling was dat het zo ver zou komen...'
Maar het was niet de bedoeling dat hij wakker zou worden.
'Precies. Toen wist ik: we hebben een heel lange weg te gaan. Hij is nu blij dat hij nog leeft. De ironie wil dat hij ernstig ziek is. Hij heeft een ongeneeslijke longziekte, de ziekte van Churg-Strauss. Hij moet vaak aan de beademing en kan niet al te ver van huis. Zijn leven is vrij klein geworden. Toch moppert hij nooit. Hij zegt: ach, ik heb mijn betere en mijn mindere dagen. Dat ontroert me; hij is een soort held van me geworden. Hij toont nu de wil er lang bij te blijven. Soms eten we samen in het enige restaurant van Warmenhuizen, dan haal ik hem op en breng ik hem thuis.'
Die angst om erfelijk belast te zijn, speelde die op in het afgelopen jaar?
'De gedachte aan zelfmoord kan een troostgedachte zijn: je kunt er altijd nog uit stappen. Maar als iemand uit je nabije familie het daadwerkelijk heeft gedaan, wordt die troostgedachte een angstgedachte. Ik heb de chromosomen en de genetische predispositie van mijn vader. De gedachte aan zelfmoord werd een wurgkoord om mijn nek, in plaats van een troost. Ik moest mezelf goed in de peiling houden en dat deed die dorpsdokter dus ook. Die kende mijn geschiedenis en zag hoe erg ik er aan toe was. Ik was in duizend stukjes uiteengevallen en moest mezelf weer zien te lijmen.'
Is er een ander geheel ontstaan, nu die stukjes weer aan elkaar zitten?
'Dat is nog niet te zeggen. Ik ben al lang blij dat ik weer uit één stuk besta. Ik weet nu wel dat een heleboel sores en problemen peanuts zijn. Dat zijn allemaal bagatellen geworden. Snap je? Sommige schrijvers schrijven polemieken waarvan ik inmiddels denk: waar gaat dit eigenlijk over? Wat is dit? Ik las dat A.H.J. Dautzenberg mij op de Avond van de Polemiek de zelfbenoemde kunstpaus heeft genoemd. Vreemd, denk ik dan, want ik ben geen kunstpaus en heb mezelf nooit zo genoemd. Maar ik denk ook: peanuts.'
Met polemieken ben je al langer geleden gestopt.
'Ja, omdat ik in herhaling begon te vallen. Over bepaalde sociaal-maatschappelijke pijnpunten en vraagstukken heb ik genoeg geschreven. Ik wilde geen zelfrepeterende machine worden. Bovendien werd ik er niet vrolijker van. Ik wilde liever stukken schrijven die me optilden. Dan kun je beter over Bach, Rothko en Vermeer schrijven, dan over....'
De PVDA.
'Bijvoorbeeld! Ik ben ook totaal uit de actualiteit gevallen. De kabinetsformatie is er wel en ik lees de krant ook wel, maar ik zou me nu niet meer kunnen voorstellen dat ik een pamflet over de PvdA zou schrijven, zoals ik toen gedaan heb. En dat ik zou deelnemen aan debatavonden met partijprominenten. Terwijl ik het toen, in 2006, van enorm groot gewicht vond.'
Zwagerman gaat thee zetten. Bij terugkomst: 'Ik had dit dus allemaal niet verteld als ik niet zeker had geweten dat het ten einde is. Je moet zoiets nóóit gaan vertellen als je er middenin zit. Ik heb er ook nooit met iemand over gesproken, buiten mijn vriendenkring en buiten mijn uitgever. Ik geloof niet dat ik ooit eerder in een interview zo veel over mezelf heb verteld, maar ik heb het idee dat ik zonder dit verhaal niet goed kan duidelijk maken wat de publicatie van Kennis is geluk voor me betekent. Het is een amulet, dit boek. Het heeft me op de been gehouden, net als mijn optredens bij De Wereld Draait Door.'
Je noemde 2011 een rampjaar. Wat was 2012?
'Het jaar waarin ik opnieuw heb leren lopen.'
En het komende jaar?
'Het jaar waarin ik hopelijk weer een sprintje kan trekken. Naar mijn schrijftafel. En naar buiten.'