Het boeddhisme is een dharmistische non-theïstische wereldreligie. Het is een levensbeschouwelijke en religieuze stroming die werd gestart door Gautama Boeddha. Het doel van boeddhisten is om bevrijd te worden uit de kringloop van wedergeboorte om zo nooit meer te hoeven lijden.
Volgens de historische wetenschap leefde Boeddha waarschijnlijk van ca. 450 tot circa 370 v.Chr. in wat tegenwoordig Nepal is. Door moderne geleerden wordt ook ca. 480-400 v.Chr. gesuggereerd. Er zijn ook alternatieve data die gangbaar zijn vanuit de geloofstradities zelf. Alle bronnen zijn het er echter over eens dat Boeddha stierf op 80-jarige leeftijd. Het boeddhisme heeft zich geleidelijk over andere delen van Azië verspreid en heeft een centrale rol gespeeld in de spirituele, culturele en sociale ontwikkeling van de oosterse wereld. Tegenwoordig telt het boeddhisme wereldwijd ongeveer 415 miljoen aanhangers.
De oorspronkelijke naam van het boeddhisme is 'Boeddhasasana' (in het Pali), wat 'de leer van de Boeddha' betekent. De kern van deze leer is het natuurlijke principe dat de Boeddha ontdekte als resultaat van zijn zoektocht naar een einde van het lijden en de ontevredenheid. "Boeddhisme" is in de loop der tijden een verzamelnaam geworden voor de vele tradities die gebaseerd zijn op de oorspronkelijke leringen van de Boeddha. De wetenschappelijke studie van het boeddhisme wordt boeddhologie genoemd.
Groot belang wordt gehecht aan ascese en boeddhistische monniken richten zich volledig op het bereiken van het nirwana. Tegelijkertijd zijn de verplichtingen voor leken relatief beperkt, wat het boeddhisme tot de succesvolste missionaire religie maakte tot deze rol rond 1000 door de islam werd overgenomen. Belangrijk bij deze verspreiding was ook het monasticisme waarbij monniken bij elkaar leven in kloosters.
De ontstaansgeschiedenis van het boeddhisme dateert uit de vijfde eeuw voor Christus en is in grote lijnen als volgt overgeleverd: Wijze mannen bezochten de toenmalige koningin Maya en vertelden haar dat ze zwanger was van een goddelijke zoon die een groot heerser of leraar, Boeddha, zou worden. Maya stierf een week na de geboorte van die zoon, Siddhartha Gautama, in het kraambed. Haar echtgenoot, koning Suddhodhana, was vastbesloten dat zijn zoon hem ooit zou opvolgen. Daarom voedde hij de jonge prins op in de beschermde omgeving van het koninklijk paleis en zag hij erop toe dat hij niet met de buitenwereld in contact kwam. Siddhartha leidde zodoende weliswaar een leven van luxe en plezier, maar hij was niet gelukkig. Het is wetenschappelijk gezien ook mogelijk dat Gautama zich voordeed als iemand van de Kshatriya's, de kaste van de heersers, om zo iets in te kunnen brengen tegen de brahmanen. Dit gebeurde wel vaker met religieuze leiders destijds.
Hij trouwde met zijn nicht en werd vader van een zoon. Op een dag verliet Siddhartha het paleis om een tochtje te gaan maken. Tijdens dat uitstapje zag hij vier mannen: een oude man, een zieke man, een dode man en een asceet, die zelf niets bezat, maar leefde van voedsel en geld dat hem geschonken werd. Niettemin zag hij er gelukkig uit. Siddhartha besloot het voorbeeld te volgen en vertrok diezelfde avond nog uit het paleis. Hiermee wilde hij het antwoord vinden op de vraag waarom mensen zo moesten lijden.
Hij sloot zich aan bij vijf asceten die zich in de wildernis hadden afgezonderd. Ze leefden vrijwillig zonder voedsel en slaap. Zes jaar later, toen hij bijna doodging van de honger besloot hij dat dit niet de juiste manier was om wijsheid te bereiken. Hij trok daarom verder, richting de stad. Toen hij weer op kracht was besloot hij onder een boom te mediteren, en er niet onder vandaan te komen zonder dat hij het antwoord op zijn vraag had. Zijn vraag was waarom mensen moesten lijden. Op de negenenveertigste dag kreeg hij inzicht in de oorzaken van het lijden van de mens en hoe dat lijden moest worden weggenomen. Door deze antwoorden was hij een verlicht persoon, Boeddha. Hij bereikte een staat waarin hij niet meer verlangde naar wat dan ook, met als gevolg dat hij niet meer zou lijden. Deze staat wordt nirwana genoemd.
De rest van zijn leven trok hij door India, onderwijzend wat hij had geleerd. Zijn eerste volgelingen waren de vijf asceten. Ook zijn familie nam zijn leer aan en zijn tante werd de eerste boeddhistische non. Zijn volgelingen werden shangha's genoemd. Op tachtigjarige leeftijd wist hij dat hij zou sterven. Ook zou hij niet opnieuw worden geboren, zelfs niet in de hemel, omdat hij nu verlicht was, en nu voor altijd in het nirwana opging. Toen men hem vroeg wie hem op moest volgen vertelde hij dat er geen opvolger moest komen, maar dat zijn lessen bewaard moesten blijven.
De Boeddha moedigde een gezonde verhouding tussen geloof en directe empirische waarneming aan. Hij zei dat geloof gebalanceerd dient te worden met wijsheid. De wijsheid in het boeddhisme is gericht op het correct begrijpen van het leven, en uit zich in een leven dat correct geleefd wordt. Geloof alléén is blind, het gelooft alles wat gezegd wordt en maakt geen onderscheid tussen waarheid en onwaarheid.
De Boeddha leerde dat een mens een zielloze entiteit is, die bestaat uit vijf bestanddelen, de skandha's: vorm of het fysieke lichaam (relpa); zintuiglijke gevoelens (vedaná); Waarnemingen (samjfiá); formaties van de geest (samskára); bewustzijn (vijfiána). Wanneer we op deze manier kijken en de persoon zien als een aggregaat, een bundeling van bestanddelen, is de werkelijk-heid een voortdurend proces.
De Boeddha zette verschillende concepten uiteen, die essentieel zijn voor een correct begrip van de werkelijkheid hier en nu. Zonder een correct begrip van deze concepten is verlichting niet mogelijk. De basis van het boeddhisme handelt over het lijden (dukkha in het Sanskriet), en hoe we er definitief vanaf kunnen komen. De Vier Nobele Waarheden beschrijven het principe waardoor dit mogelijk is.
Een juist begrip van hoe de werkelijkheid bestaat (wijsheid van de leegte) is essentieel in het boeddhisme om een einde te kunnen maken aan de cyclus van wedergeboorte en het lijden dat daarbij hoort. In principe worden al onze schadelijke gedachten (hechting, woede, trots, enzovoort) veroorzaakt door een onjuist begrip van deze werkelijkheid. Hiernaast is het begrip van karma essentieel, wat ook leidt tot inzicht in de boeddhistische ethiek, zoals de Vijf Voorschriften, de Vier verheven geestestoestanden en de zes (of tien) perfecties. Boeddha zei dat als een persoon naar deze principes handelt en ze in zichzelf ontwikkelt, hij gelukkiger zal worden en beter in staat zal zijn ook de hogere leringen beter te begrijpen en toe te passen.
De vier nobele waarheden hebben tot doel het verkrijgen van inzicht in de aanwezigheid, oorzaak, oplossing en het overkomen van lijden en ontevredenheid. Deze waarheden worden soms ook geformuleerd in termen van de aanwezigheid van geluk, haar oorzaak, de afwezigheid ervan en de oorzaak van deze afwezigheid. De vier nobele waarheden in haar klassieke definitie zijn:
1. Er is lijden en ontevredenheid in het leven
2. Er is een oorzaak voor dit lijden: verlangens
3. Er is een einde aan het lijden wanneer er een permanent einde komt aan het ontstaan van verlangens door het behalen van de bevrijding/verlichting
4. En er is een weg die hier naartoe leidt: Het Achtvoudige Pad.
Na de dood (het parinibbana) van de Boeddha breidde het boeddhisme zich uit van Noord-India tot de gebieden die beslagen worden door de volgende hedendaagse landen: India, Nepal, Pakistan, Bangladesh, Sri Lanka, Myanmar, Afghanistan, Tadzjikistan, Oezbekistan, Turkmenistan, Kirgizië, Kazachstan, Thailand, Laos, Cambodja, Vietnam, Maleisië, Indonesië, China,Bhutan, Mongolië, Taiwan, Japan, Noord-Korea en Zuid-Korea.
Via de zijderoute was het boeddhisme in de periode van 300 v.Chr. tot ongeveer 600 n.Chr. ook in beperkte mate aanwezig in Egypte (Alexandrië) en het huidige Griekenland, Turkije, Israël, Jordanië, Syrië, Irak en Iran. De invloed van de Grieken is ook terug te vinden in het boeddhisme: zij maakten de eerste Boeddhabeelden in de toenmalige Griekse staat Bactrië in het huidige Afghanistan. Tegenwoordig is het boeddhisme ook bekend, geaccepteerd en aanwezig in het Westen.
In de 12e eeuw is het boeddhisme verdwenen uit India als gevolg van de vervolging door de moslims en de invallen van de Mogols die India veroverden. Het was vooral in het noorden gebleven, in tegenstelling tot het hindoeïsme dat vroeg tot in het zuiden is doorgedrongen. Ook in Afghanistan, Pakistan en het Midden-Oosten verdween het boeddhisme mede door de opkomst van de islam. Vanaf 1950 is het boeddhisme onderdrukt in de landen China, Vietnam, Noord-Korea, Laos en Cambodja. In elk van deze landen is dit gebeurd gedurende een communistisch dictatoriaal bewind.
Bron: Wikipedia
Organisaties gespecialiseerd in boeddhisme
- Vind nog meer organisaties gespecialiseerd in boeddhisme op Zoek&Vind.
- Jouw organisatie er nog niet tussen? Voeg ze toe op Zoek&Vind!
Blogposts over boeddhisme
|