In verschillende wijsgerige en godsdienstige stromingen wordt het leven in armoede als ideaal gezien omdat men tot grotere wijsheid en godsvrucht zou komen door van materiële goederen af te zien. De gelofte van armoede is bijvoorbeeld één van de drie kloostergeloften. Ook in het boeddhisme geldt armoede als een deugd, en daarom zien zoveel boeddhistische tempels - net als de interieuren van katholieke kerken - er zo 'armoedig' uit...
Enerzijds staat er in de Bijbel vermeld dat de mens geen gouden kalven mag aanbidden, maar over met bladgoud bedekte mummies staat er nochtans niets van in vermeld.
Zo verkreeg Fu Hou, een wel gerespecteerde Chinese boeddhistische monnik, een ongelooflijk postuum eerbetoon, toen zijn gemummificeerde lichaam met bladgoud werd bedekt, zodat zijn vergulde overblijfselen in een schrijn een blijvend relikwie zou kunnen worden.
Voor een verbazingwekkende 81 jaren lange tijdspanne was hij een praktiserende boeddhist geweest, om dan in 2012 op de leeftijd van 94 jaar komen te overlijden. En, omdat men opteerde om hem na zijn dood nog te kunnen aanschouwen en behouden, nam men toen het besluit om zijn lichaam te mummificeren en hem onderwijl drie jaren lang in een grote pot onder te brengen.
Bij het openen ervan - geen drie dagen, maar wel drie jaren later - bleken zijn restanten er nog tamelijk goed uit te zien. In elk geval zat hij nog immer in de lotushouding waarin hij indertijd werd geplaatst, wat voor de andere monniken het bewijs was dat Fu Hou over een deugdzame natuur beschikte.
De mummie werd daarna volledig met alcohol ontsmet en er tegelijkertijd mee 'gewassen', dan bedekt met gaas, lak en bladgoud en met schitterende gewaden omkleed. Uiteindelijk zal het op de top van de heuvel waarop de ChongFu tempel werd gebouwd - als inspiratie voor andere monniken - in een glazen kast worden geplaatst, en hopelijk wordt het een zoveelste toeristische attractie opdat de tempel in armoede kan blijven floreren.