ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Wat sommige mensen met vleesetende planten kunnen gemeen hebben

De mens kent drie vormen van voeding, waarvan impressies de meest belangrijke zijn.
door Tsenne Kikke - vrijdag 23 januari 2015 16:54

Alles wat leeft en niet 'leeft', zoals gesteenten en mineralen, bijvoorbeeld, dient als voedsel voor al het andere.

Zoals je weet, kunnen planten, net als bomen, zich niet voortbewegen, en over de miljarden jaren hebben sommige ervan ingenieuze middelen 'bedacht', en stelselmatig verder ontwikkeld, om daaraan iets te verhelpen.

Het lijkt er sterk op, dat al wat deel uitmaakt van de Wereld van Moeder Natuur verbonden is met een soort van Instinctieve Intelligentie; met een voor onze zintuigen onzichtbaar veld, dat zichzelf voortdurend aanpast - en, in samenwerking met de overgeërfde genen, alsmaar verbeteringen aan de volgende generaties aanbrengt. De mens is hier als diersoort een prachtvoorbeeld van - wetende, dat we ooit holbewoners waren.

Het voordeel dat de mens heeft, is dat hij een taal kan aanleren, school kan lopen, nieuwe technologieën kan ontwikkelen, enzovoorts, en dus op een veel snellere manier informatie, zowel aan de volgende generatie, evenals aan dat veld kan toevoegen.

Veel voordeel kunnen wijzelf, noch als mensheid, noch als individu, er voor onszelf op dit moment niet uithalen. Maar, bekijk het vanuit het standpunt van Moeder Natuur, en stel dat de huidige mensheid door de een of andere catastrofe van deze aardbol wordt weggeveegd, dan beschikt dat veld nog immer over voldoende informatie om 'iets' dat, bijvoorbeeld, 4,5 miljard jaren heeft geduurd, teneinde zich te ontwikkelen, het misschien op slechts één miljard jaar kan bolwerken.

Dat veld kan dus, volgens mij, gerust vergeleken worden met een back-up schijf van een computer; met een reservekopie, of opslagapparaat, waarin alle gegevens worden bewaard. Vooral handig, indien de Aarde ooit verdwijnt en de Maan de nieuwe Aarde wordt, bijvoorbeeld.

'k Weet het: enerzijds, ben ik aan het fantaseren -  maar, anderzijds, tracht ik - zoals gewoonlijk - dingen in een eenvoudige, metaforische taal uit te leggen; in een taal, waarin gebruik wordt gemaakt van symbolische 'appelen en peren'. Zoals in het Paradijsverhaal, bijvoorbeeld, maar zelfs dan zijn er weinigen die het kunnen begrijpen.

In elk geval zijn vleesetende planten de moeite waard om te worden bestudeerd, en in te zien hoe ook zij zich over de miljarden jaren hebben ontwikkeld tot wat ze op de dag van vandaag zijn uitgegroeid.

Vleesetende, of carnivore planten, waarvan er 630 soorten van bestaan, zijn planten, die hun voedingsstoffen behalve uit de grond ook uit kleine dieren - meestal insecten - halen. De prooi wordt eerst gelokt, vervolgens vastgehouden, gedood en verteerd, waarna de opgeloste voedingsstoffen door de plant worden opgenomen. Men vindt vleesetende planten meestal in gebieden met een stikstofarme bodem, zoals moerassen. De planten komen overal ter wereld voor, maar zijn tegenwoordig zeldzaam geworden door het verdwijnend habitat.

Er bestaan ook semi-carnivore planten: planten die wel dieren vangen, maar ze niet zélf verteren. Sommige soorten ervan gebruiken hiervoor bacteriën die op de bladeren wonen. Andere vormen een biotoop voor kleine insecten die de gevangen insecten opeten en weer uitpoepen. De plant leeft vervolgens van deze mest. Een voorbeeld hiervan is de Brocchinia reducta.

Kleefval

Een kleefval bestaat uit het blad met daarop haren. Op de top van de haren zit een verdikking, die een kleverige afscheiding aanmaakt in de vorm van druppels plakkerig vocht dat doet denken aan ochtenddauw. De zonnedauw heeft daaraan zijn naam aan te danken. De druppels zien er voor insecten smakelijk uit en verspreiden een geur die insecten aantrekt.

Als een insect ermee in aanraking komt, of op het blad landt om van de druppeltjes te eten, blijft het eraan kleven. Als het insect zichzelf probeert te bevrijden, komt het alleen maar hoe langer hoe meer onder de kleverige afscheiding te zitten. Wanneer een prooi gevangen is, rolt het blad zich langzaam om het insect om zo een maximale oppervlakte te beslaan. Dit proces duurt enkele minuten tot maximaal een dag. De afscheiding van enzymen zorgt voor de vertering, waarna de plant de stikstofrijke voedingssappen opneemt. Planten met dit mechanisme zijn zonnedauw, vetblad, die ook in bepaalde delen van België en Nederland voorkomen, en Drosophyllum en Byblis.   .

Dichtklappende val

Een klapval bestaat uit twee bladhelften die snel kunnen dichtklappen. Binnenin zitten per blad 3 tot 9 voelhaartjes. Als twee haartjes binnen 20 seconden worden aangeraakt, klapt het mechanisme dicht. Regendruppels en windvlagen gaan te langzaam en oefenen er dus geen invloed op uit. De planten kunnen dichtklappen in 0,5 tot 30 seconden. Dat is verschillend van plant tot plant, maar ook afhankelijk van de temperatuur, de luchtvochtigheid en hoe snel de haartjes worden aangeraakt. Een groot insect zal sneller twee verschillende haartjes aanraken, waardoor de val sneller zal dichtklappen dan een klein insect. Tussen de dichtgeklapte bladeren komt een afscheiding vrij die het insect verteert, wat 2 tot 10 dagen duurt. Daarna neemt de plant de voedingssappen op en blijft het lege omhulseltje achter. De enige planten met dit mechanisme zijn de venusvliegenvanger (Dionaea muscipula) en Aldrovanda vesiculosa.
 
Bekerval

Een bekerval is een bekervormig blad, dat een valkuil vormt in de vorm van een beker. Aan de rand van de beker (de bovenzijde) bevindt zich een zeer gladde rand, waar kleine gleufjes zitten die verticaal naar beneden zijn gericht. Een insect, of ander dier, dat zich hierop bevindt, kan geen houvast vinden en valt in de beker. Net onder de rand zitten stevige haartjes, die eveneens naar beneden gericht staan. Deze haartjes maken het vrijwel onmogelijk om terug naar boven te kruipen om te ontsnappen. In de beker van de plant bevindt zich een waterige, zure afscheiding die het gevangen prooidiertje verteert. De trompetbekerplant (Sarracenia) uit Noord-Amerika en de zonnebekerplant (Heliamphora) uit Zuid-Amerika hebben langwerpige vallen. De tropische bekerplant Nepenthes groeit in Afrika en Azië en heeft bladeren met aan het eind van elk blad een verlenging van de nerf met aan het eind een beker.
 
Zuigval

Zuigvallen functioneren onder water. Planten, met dit mechanisme, hebben binnen de door het blad gevormde holte onderdruk, die bij aanraking door een prooidier plotseling wordt opgeheven. Hierdoor worden water en eventuele prooidieren met grote kracht naar binnen gezogen. Blaasjeskruid (Utricularia) is het enige geslacht dat van dit principe gebruik maakt.
 
Fuikval

Bij fuikvallen is de binnenkant met naar binnen gerichte, stevige haren bezet, waardoor de dieren minder makkelijk weer naar buiten kunnen. Voorbeeld: het in tropisch Afrika en Zuid-Amerika voorkomende geslacht Genlisea met circa een 20-tal verschillende soorten.

Bron: Wikipedia

Vleesetende planten reageren, net als mensen, op een meest instinctieve manier op prikkels. Maar, daar waar de carnivore planten insecten nodig hebben om in leven te blijven, heeft de mens indrukken nodig, die hem voeden, om hem eveneens 'in leven te houden'. Het was vooral Gurdjieff, die er ons op wees, dat indrukken voor de mens véél belangrijker zijn dan de zuurstof die we inademen, en het voedsel en drinken dat we innemen.

Anders gezegd: de mens kan zeer veel leren van vleesetende planten. Veel soorten zijn zelfs zeer geschikt als kamerplant, omdat ze vaak mooie vormen en kleuren hebben. Hieronder vind je er enkele voorbeelden van ...

Commentaar


Wees de eerste om te reageren!

Reageer


Opgelet: momenteel ben je niet ingelogd. Om onder jouw eigen naam te posten kun je hier inloggen.

Mijn naam:
Mijn e-mail adres:
Mijn commentaar:
Verificatie:
Typ de code hierboven in:


School voor ontwikkeling van De Innerlijke Mens


Adverteer op Spiritualia
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht