Jaren geleden verscheen het boek 'Zo werkt ons brein echt' - met als ondertitel: 'Wat fouten in de hersenen ons leren' van neuroloog Vilayanur Ramachandran.
Daarin konden we lezen dat ons brein een complex orgaan is, verantwoordelijk voor het verwerken van informatie, het reguleren van functies in het lichaam en het genereren van gedachten en emoties, maar er is een maar... Zo kan het niet op zichzelf nadenken. Ik bedoel: in de zin dat het een autonome entiteit is die zelfstandig beslissingen neemt, godzijdank.
Nadenken vereist nu eenmaal een combinatie van neurale activiteit, ervaringen, herinneringen en prikkels. Alles wat ons lichaam, via onze zintuigen binnentreedt, is een prikkel. In wezen kan geen mens leven zonder prikkels - want, naast de gewone voeding en luchtiname zijn ze de meest belangrijke voedingbron. En, net als bij hypnose, geven die prikkels aan ons brein de nodige suggesties waarop we dan automatisch en dus machinaal reageren én in de illusie verkeren dat we over een vrije wil beschikken.
De hersenen reageren op al deze factoren en genereren daarbij gedachten en beslissingen op basis van de informatie die ze ontvangen. Ze zijn dus afhankelijk van zowel interne als externe invloeden en kunnen niet onafhankelijk functioneren zonder deze input. In die zin is het brein een krachtig instrument voor denken en redeneren, maar het heeft altijd een context nodig om effectief te functioneren.
Gurdjieff vergeleek het menselijk lichaam met een huis, bestaande uit drie verdiepingen. Indien we een hem goed begrijpen, leeft 99,99% van de mensheid in de zogenaamde 'benedenverdieping', hetgeen volgens hem uit een instinct-, beweging- en een sekscentrum is samengesteld. In een diepe slaap dan nog wel. Om daaruit te kunnen ontwaken, zou een mens naar de twee hogere verdiepingen en hun diepere lagen moeten kunnen uitstijgen.
Ontwaken? Misschien klinken de woorden: "Mensen hebben ogen, maar zien niet; ze hebben oren, maar kunnen niet horen" beter...
Ze klinken anders, niet beter - gewoonweg, omdat ze niet worden begrepen. Mensen zijn wel in staat om een krant, boek of tijdschrift op een mechanische manier te lezen, maar de vorige zinnen be-grijp-en?... Ik durf te schrijven: praktisch onmogelijk. Om die reden roep ik hieronder de hulp in van Vilayanur Ramachandran, die het op zijn manier 'anders' uitlegde. Met de nodige humor zelfs. Ik vind die man gewoonweg subliem en een 'lichtbrenger' op een meest wetenschappelijke wijze.
Jouw lichaam is het verlengde is van de hersenen. In het kort komt het er op neer, dat jouw brein met zijn miljarden neuronen, jou dicteert wat je zegt, doet, denkt, droomt, wenst, verlangt, begeert, welke handeling je uitvoert, wat je vannacht zult dromen, hoe instinctief een appel wordt verteerd, enzovoorts.
Dat brein kan, bijvoorbeeld, aan jouw rechterhand het bevel geven (noem het impuls, of gedachte) om je hemd vast te knopen en onmiddellijk daarna aan jouw linkerhand om de knopen van dat hemd terug los te maken. En je zult het uitvoeren - zomaar, automatisch, en het even logisch vinden als het beleven van de meest stupide droom.
Wat 'zien' betreft, en ogen niet 'zien'... Je kijkt er wel door, je laat de fotonen binnen, die op een elektromagnetische manier via interne draden naar meer dan 30 delen van de hersenen worden vervoerd. Doch tot op dát ogenblik is er nog altijd geen sprake van een 'beeld'. Maar het brein zal met de elektromagnetische impulsen er een voorstelling van maken, hetgeen we 'beeld' zouden kunnen noemen. Net zoals op het TV-scherm beelden worden gevormd, bestaande uit miljarden kleine stippen, en ondersteund door de drie basiskleuren van rood, groen en blauw, van waaruit als de andere kleuren, inclusief het kleurloze wit, zijn samengesteld.
Maar dat 'beeld' kan binnen de seconde worden gewijzigd omdat je jouw brein kunt 'bedriegen'. Denk bijvoorbeeld aan de hierboven vermelde fantoompijnen, en aan de spelletjes die we 'visuele illusies' noemen.
Maar, als we door de ogen 'kijken' en niet kunnen zien, wat impliceert dat nog allemaal? Zijn er mensen die spoken, geesten, engelen, elfen, kabouters, aura's, chakra's, overledenen, et cetera kunnen 'zien'? Effectief 'zien'?...
Ik heb het nu niet over materiële dingen, zoals tafels, stoelen en andere mensen. En ook niet over buitenaardse wezens, of ufo's. Wel over onzichtbare dingen, of zaken die mogelijkerwijze niet bestaan - of, toch misschien wel?
We gaan hier natuurlijk niet op in, omdat we geen breinen willen kwetsen. Sedert geboorte loopt iedereen met overtuigingen rond, die ze ergens hebben opgedaan. Ze hebben het ergens gehoord, gezien of gelezen, en leven in de veronderstelling dat al die zogenaamde 'geleende kennis' ware kennis is.
Maar daarin zit het kwaad niet. Wel in het feit dat sommige mensen trachten hun verbeeldingswereld aan anderen over te dragen, op te dringen, of er munt uit slaan. En miljarden onwetenden trappen er 'bewust' met beide voeten in, omdat ze bereid zijn in iets te geloven, teneinde meer zin en betekenis aan hun eigen leven te schenken.
Er is verandering en vernieuwing nodig, broodnodig. Maar nogmaals: laten we hier niet al té diep op ingaan, want we zijn enkele honderden jaren te vroeg - met als gevolg dat we ons tot enkelingen moeten blijven richten. Om die reden wordt we dit thema in de rubriek 'Eclecticus' verdergezet.
Voor anderen blijft er niets anders over dan zichzelf de hamvraag te stellen: 'Wie of wat ben ik? Ben ik meer dan mijn hersenen?' - en, gewoonweg afwachten welk antwoord hun onwetend brein aanreikt. Best is dus dat ze er geen jota van mogen geloven. Vraag het maar aan Vilayanur Ramachandran.
De Spiegeldoos
William Shakespeare: A Midsummer Night's Dream - Act 5, Scene 1
THESEUS: "More strange than true: I never may believe
These antique fables, nor these fairy toys.
Lovers and madmen have such seething brains,
Such shaping fantasies, that apprehend
More than cool reason ever comprehends.
The lunatic, the lover and the poet
Are of imagination all compact:
One sees more devils than vast hell can hold,
That is, the madman: the lover, all as frantic,
Sees Helen's beauty in a brow of Egypt:
The poet's eye, in fine frenzy rolling,
Doth glance from heaven to earth, from earth to heaven;
And as imagination bodies forth
The forms of things unknown, the poet's pen
Turns them to shapes and gives to airy nothing
A local habitation and a name.
Such tricks hath strong imagination,
That if it would but apprehend some joy,
It comprehends some bringer of that joy;
Or in the night, imagining some fear,
How easy is a bush supposed a bear!"