Gehele of gedeeltelijke kleurenblindheid, of daltonisme, is het niet volledig normaal waarnemen van kleuren. 'Kleurenzwakte', oftewel minder goed kleuren kunnen onderscheiden, komt meer voor dan 'echte' kleurenblindheid, waarbij één van de drie kleurwaarnemingssystemen helemaal is uitgevallen. Kleurenblindheid is meestal een erfelijke aandoening, hoewel er ook verworven vormen van bestaan.
Meestal treedt kleurenblindheid op als een of meer van de drie typen kegeltjes, die naast de staafjes een van de twee soorten lichtgevoelige cellen in het netvlies zijn, niet goed of helemaal niet werken. Het menselijke oog kan ongeveer 160 kleurmengsels waarnemen, samengesteld uit een mengeling van de drie primaire kleuren, zijnde: rood, groen en blauw.
Chronische aandoeningen, zoals Alzheimer, diabetes mellitus, glaucoom, leukemie, leverziekte, chronisch alcoholisme, maculaire degeneratie, de ziekte van Parkinson, sikkelcelanemie, multiple sclerose, retinis pigmentosa, en zo meer, kunnen kleurblindheid veroorzaken.
Maar ook (1) ongevallen die de retina beschadigden, (2) geneesmiddelen - waaronder antibiotica, barbituraten, medicijnen voor hoge bloeddruk, anti-tuberculose medicijnen, en zo meer, (3) industriële chemicaliën, zoals koolmonoxide, koolstofdisulfide, en sommige die lood bevatten, kunnen de oorzaak van kleurblindheid zijn, evenals (4) een hoge leeftijd.
Trichromasie en anomale trichromasie
Bij normaal zicht neemt men drie kleuren waar. Dit wordt 'normale trichromaat' genoemd. Mensen, die alle kleuren kunnen waarnemen, verkrijgen de naam 'trichromaten'. Maar van zodra de gevoeligheid van bepaalde kegeltjes verminderen en dus op een verzwakte manier kleuren zien, lijden ze aan 'anomale trichromasie'. En, omdat er drie soorten kegeltje bestaan, kan één van die soorten malfunctioneren.
Zo hebben we:
- protanomalie, hetgeen het gevolg is van een verminderde gevoeligheid voor rood licht, omdat er een abnormaliteit bestaat van de rood-gevoelige kegeltjes en men rood en groen met elkaar verwart;
- deuteranomalie, de meest voorkomende soort van kleurenblindheid, als gevolg van een verminderde gevoeligheid voor groen licht, omdat de groen-gevoelige kegeltjes ontbreken en men eveneens de kleuren rood en groen met elkaar verwart - en,
- tritanomalie, als gevolg van een verminderde gevoeligheid voor blauw licht, maar eerder zeldzaam. In dit geval spreekt men over een blauw-geel blindheid, omdat de deficiëntie van de blauw-gevoelige kegeltjes ervoor zorgt dat men de kleuren geel en blauw niet goed van elkaar kan onderscheiden, maar ook last heeft met violet en rood en met blauw en groen. Voor deze mensen bestaat de wereld meestal uit rood, roos, zwart, wit, grijs en turkoois.
Dan hebben we nog dichromasie, het zien van slechts twee kleuren, monochromasie (het zien van 1 kleur) en achromasie: geen kleuren zien.
Over het algemeen wordt aangenomen dat wereldwijd gezien 8% van de mannen en 0,5% van de vrouwen aan de een of andere kleurenzienstoornis lijden.