Het lichaam, schreef ik reeds eerder, is niet meer dan het verlengde van de hersenen. Van zodra daarmee iets scheelt, kan er van alles met de eigenaar ervan verkeerd lopen.
Dyslexie, bijvoorbeeld, heeft een neurologische oorzaak. Maar, naar het schijnt loopt er niets verkeerd met de opslag van informatie, wél met de verwerking ervan.
Bovendien is het een erfelijke neurologische stoornis, die gekenmerkt wordt door ernstige en aanhoudende problemen met lezen en spellen. Tot nu toe gingen onderzoekers ervan uit dat er bij mensen met dyslexie iets fout loopt bij de manier waarop gesproken taal in de hersenen wordt opgeslagen.
De meeste talen hanteren een schriftsysteem dat spraakklanken weergeeft in visuele symbolen. Lezen en schrijven wordt geleerd door spraakklanken te koppelen aan deze symbolen.
Anders gezegd: we maken daarbij gebruik van fonemen, zijnde: verzamelingen van klanken waarvan er wereldwijd ongeveer 600 kunnen worden onderscheiden, maar waarvan elke taal er maar ongeveer 40 gebruikt. Zo behoren in het Nederlands de ‘b’ in bal en de ‘b’ in bed tot hetzelfde foneem, ook al klinken ze iets anders. En gaat het bij de ‘b’ en de ‘d’ om verschillende fonemen, hoewel ze qua klank op elkaar gelijken.
Om te controleren of het klopt dat er bij dyslexie iets fout loopt bij het opslaan van informatie, onderzocht Bart Boets van de KU Leuven, werkzaam op de Onderzoeksgroep Psychiatrie, de hersenactiviteit van 23 ernstig dyslectische volwassen proefpersonen en 22 gezonde controlepersonen terwijl ze in een functionele MRI-scanner lagen en gesproken woorden te horen kregen. Tot zijn verbazing stelde hij bij de proefpersonen met dyslexie vast dat er bij hun opdeling van de gesproken taal in fonemen helemaal niets misliep.
Vervolgens onderzocht hij een andere hypothese, namelijk: dat er iets misloopt bij de connectiviteit - het gemak waarmee verbindingen kunnen worden gemaakt - tussen hersengebieden waarvan bekend is dat ze bij het verwerken van taal zijn betrokken. Daar ontdekte hij dat die connectiviteit ernstig verstoord is bij mensen met dyslexie. Hoe slechter de verbinding, hoe slechter de proefpersonen konden lezen en spellen.
Zo werd, bijvoorbeeld, vastgesteld dat de kwaliteit van een belangrijke hersenbaan tussen de auditieve cortex, die de klankrepresentaties bevat, en 'de regio van Broca', een belangrijke taalzone die instaat voor complexere fonologische processen, minder goed was bij dyslectici.
"Vergelijk het met een computernetwerk," zei Bart Boets. "We dachten tot nu toe dat de informatie die opgeslagen was op de server niet correct was, omdat ze niet juist was geregistreerd. Nu weten we dat de informatie op de server klopt, maar dat het verkeerd loopt bij de toegang tot die informatie."
"De verworven kennis biedt mogelijke aanknopingspunten om therapieën te ontwikkelen die zich specifiek richten op het verbeteren van de hersenconnectiviteit. Ik denk hierbij niet alleen aan gedragsinterventies maar ook aan het gebruik van non-invasieve hersenstimulatie," aldus Boets.
Meer studies zullen de nieuwe bevindingen moeten bevestigen. De resultaten zouden kunnen leiden tot een betere behandeling van mensen met dyslexie, waarbij er meer nadruk wordt gelegd op het verbeteren van die connectiviteit tussen hersengebieden, bijvoorbeeld, met transcraniale magnetische stimulatie.
Momenteel loopt aan de KU Leuven reeds een nieuw onderzoek waarbij kinderen vanaf de leeftijd van vijf met een erfelijk risico op dyslexie om de twee jaar onderzocht worden.