Kameleons zijn fascinerende dieren. Ze zijn een familie van hagedissen, die behoren tot de leguaanachtigen. Kameleons bezitten enkele karakteristieke eigenschappen die uniek zijn in de dierenwereld. Door de lange, gespierde tong, de gespecialiseerde ogen, de tangachtige poten en het vermogen sterk van kleur te veranderen, zijn ze eenvoudig te onderscheiden van andere hagedissen.
De familie telt een 180-tal soorten, die vrijwel exclusief leven in subtropische en tropische gebieden, vaak met een dichte vegetatie. Kameleons komen oorspronkelijk uit Afrika en hebben zich verspreid naar het Arabisch Schiereiland, delen van oostelijk Azië en zuidelijk Europa, rond het Middellandse Zeegebied.
Kameleons hebben een kenmerkende kop, waarbij met name de uitpuilende, individueel draaibare, ogen opvallen. De eigenlijke oogballen zijn grotendeels bedekt door de oogleden zodat de iris niet te zien is en alleen de pupil onbedekt blijft. De ogen staan aan de zijkant van de kop, puilen ver uit, en kunnen onafhankelijk van elkaar alle kanten op draaien, zodat een kameleon een zichthoek van 360 graden heeft zonder de kop te bewegen. Een kameleon kan hierdoor aan de voorzijde een prooi bekijken terwijl hij tegelijkertijd de omgeving aan de achterzijde in de gaten houdt en zo vijanden kan zien aankomen. Doordat de ogen zo ver uitpuilen kan een kameleon, hoewel de ogen aan de zijkant van de kop staan, toch met twee ogen naar voren kijken voor stereoscopisch zicht, dit in tegenstelling tot alle andere hagedissen. Kameleons zijn de enige groep van dieren die de ogen zowel kunnen focussen op eenzelfde voorwerp als onafhankelijk kunnen bewegen voor een zicht van 360 graden.
Alle kameleons hebben een gespecialiseerde tong die razendsnel uit de bek kan schieten en waarmee ze prooien vangen. De tong van kameleons is uniek binnen de dierenwereld. De enige andere dieren met een tong die er wat op lijkt zijn een aantal amfibieën zoals kikkers en salamanders. De tong van een kameleon is echter verder gespecialiseerd. Hij is sterk elastisch en kan bij volledig uitstrekken zes keer langer worden dan in rust, waarbij hij een lengte kan bereiken die tweemaal zo groot is als de lichaamslengte, de staart niet meegeteld. In rust ligt de tong ingetrokken in de bek.
Als een kameleon een mogelijke prooi ziet, wordt eerst de kop zo gedraaid dat de prooi nauwkeurig gelokaliseerd wordt door er beide ogen op te richten. Doordat kameleons stereoscopisch kunnen waarnemen, kunnen ze diepte zien en zo de afstand en positie van een prooi bepalen. Ze zijn hiermee in staat om de schiettong nauwkeurig op een prooi te richten.
De prooi wordt benaderd door wiegende bewegingen te maken. De kameleon doet dit niet alleen om onopvallend te naderen maar ook om de afstand tot de prooi nog beter te bepalen. Vervolgens wordt de bek geopend en worden sterke spieren samengetrokken die de tong krachtig ontvouwen waarna deze de bek verlaat. Aan het uiteinde van de tong zit een zuignapachtige structuur die de prooi vastzuigt. De werking van de tong berust dus niet op kleverigheid. Zodra de tong helemaal is uitgestrekt, wordt deze door het samentrekken van een in de lengte gelegen spier, de musculus hyoglossus, weer in de bek getrokken. De tong kan alleen worden gebruikt als deze vochtig is. Als de tong op een vochtig oppervlak gericht wordt glijdt het uiteinde hier gemakkelijk vanaf. De tong kan dus geen natte prooien, zoals regenwormen, grijpen.
Deze sterk gespecialiseerde tong valt pas echt op als een kameleon een prooi verschalkt, en daarover handelen onderstaande filmpjes.