Volgens sommigen blijkt het drinken van koffie gezonder te zijn dan eerst werd gedacht. Meer en meer studies bevestigen deze aanname. Natuurlijk zijn er andere, die net het tegendeel beweren.
Bij de keuze van de dranken is het belangrijk om op het aantal calorieën te letten. Dranken zonder calorieën hebben de voorkeur. Dit zijn koffie en thee zonder suiker en melk, (mineraal)water en frisdranken zonder energie. Alle andere dranken leveren calorieën. Zo levert een groot glas frisdrank 85 kilocalorieën. En een glas vruchtensap 70 kilocalorieën.
Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van veel frisdranken en vruchtensappen de kans op overgewicht vergroot. Frisdranken met op de verpakking de vermelding 'bevat geen energie' hebben de voorkeur. Let op: light frisdranken bevatten weliswaar eenderde minder energie, maar leveren dus wel calorieën! Maar vermijd blikjes en plastiekachtige verpakkingen. Glazen flessen zijn dus iets beter omdat ze geen schadelijke moleculen, afkomstig van het verpakkingsmateriaal, in de drank afgeven.
Uitgebreid wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het drinken van een gematigde hoeveelheid koffie - tot 450 mg cafeïne oftewel 5 kopjes koffie - geen nadelig effect heeft op de vochtbalans. Het is naar het schijnt eveneens een fabel dat de cafeïne in koffie vochtafdrijvend werkt, waardoor te veel vocht wordt uitgescheiden. Cafeïne zorgt voor snellere, maar niet voor meer uitscheiding.
Koffie levert een belangrijke bijdrage aan de dagelijkse benodigde hoeveelheid vocht, maar bevat ook waardevolle anti-oxidanten en mineralen. Bovendien bevat koffie, zonder suiker en melk, geen calorieën en valt daarmee in de categorie 'bij voorkeur' te consumeren dranken van het Voedingscentrum.
Een kopje koffie maakt alert en helpt om geconcentreerd te blijven. Dit kan nuttig zijn tijdens het leren maar ook bij de bekende dip na de lunch - of, bijvoorbeeld, bij vermoeidheid tijdens nachtdiensten en lange saaie autoritten. Cafeïne stimuleert het centraal zenuwstelsel. Talloze wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat cafeïne en cafeïne bevattende dranken stimulerend werken op het mentale prestatie vermogen, wat zich vooral uit in een verhoogde alertheid en waakzaamheid en betere concentratie. Mensen die gewend zijn aan minimaal 200 mg cafeïne per dag blijken in testen op alertheid na consumptie van 400 mg cafeïne beter te reageren dan mensen die dagelijks minder dan 200 mg cafeïne consumeren.
Door het drinken van koffie met cafeïne kan men zich beter concentreren op bijvoorbeeld de studiestof en raakt men minder snel afgeleid. Het blijkt dat cafeïne de concentratie langer op goed niveau helpt te houden bij taken die relatief eenvoudig zijn en lang duren. Het effect van cafeïne op het geheugen is nog niet helemaal duidelijk. Het lijkt erop dat cafeïne het kortetermijngeheugen iets kan verbeteren. Voor ouderen kan koffiedrinken mogelijk helpen om wat minder vergeetachtig te zijn.
Er is dus wel een verschil tussen kortetermijneffect en het effect op langere termijn. Koffiedrinken heeft kort na consumptie een iets verhogend effect op de bloeddruk, dat vergelijkbaar is met het effect van de bloeddruk op het voeren van een gesprek. Zo'n acuut effect komt door de cafeïne en de bloeddruk daalt binnen een paar uur weer naar de uitgangswaarde. Bovendien lijkt gewenning op te treden voor het effect van cafeïne.
Het geheugen kan worden onderverdeeld in het korte-termijn geheugen - ook wel werkgeheugen genoemd - en het lange-termijn geheugen. In het werkgeheugen kan een kleine hoeveelheid informatie worden opgeslagen en verder worden verwerkt. Het langetermijngeheugen bevat grotere hoeveelheden informatie die voor langere tijd is opgeslagen. Het langetermijngeheugen wordt al betrokken bij alle informatie die langer dan 2 minuten wordt opgeslagen. Er zijn aanwijzingen dat koffie een klein positief effect heeft op het korte-termijn geheugen bij het verwerken van een normale en eenvoudige hoeveelheid informatie), hoewel dit niet altijd kan worden bevestigd.
Het effect van cafeïne is ook onderzocht op achteruitgang van het geheugen gedurende de dag. Bij een groep vrijwilligers ouder dan 65 jaar, werd zowel 's ochtend als 's middags verschillende geheugentests afgenomen. 's Middag bleek na gebruik van gedecafeïneerde koffie het geheugen iets minder goed te functioneren in vergelijking met 's ochtends. Echter, bij de groep die cafeïnehoudende koffie dronk, was geen verschil in geheugenprestatie waar te nemen tussen 's ochtends en 's middags. Cafeïne lijkt dus wel degelijk de achteruitgang in geheugenachteruitgang, die optreedt met het vorderen van de dag, te compenseren.
Ook Nederlands onderzoek uit 2007 laat zien dat koffie mogelijk kan helpen de cognitieve achteruitgang bij het ouder worden af te remmen Het onderzoek vond plaats onder 676 oudere mannen die 10 jaar lang zijn gevolgd. Het cognitief functioneren van de mannen, die aangaven koffie te drinken, ging minder snel achteruit dan bij de niet-koffiedrinkers. Bij dit onderzoek lag het optimum bij 3 koppen per dag. Een vergelijkbaar effect is waargenomen in een Frans onderzoek waarbij ruim 4.000 vrouwen en bijna 3.000 mannen van gemiddeld bijna 74 jaar gedurende 4 jaar zijn gevolgd. De uitkomsten van de tests wijzen erop dat de mentale achteruitgang bij vrouwen, die matig tot veel cafeïne gebruikten, minder is dan bij vrouwen die weinig cafeïne gebruiken. Bij mannen waren geen significante effecten waarneembaar.
Koffie heeft onder normale omstandigheden geen effect op gevoelens van angst en nervositeit. Integendeel: een kopje koffie kan juist een positief effect hebben op de stemming. Maar, mensen die vaak last hebben van angst- of van paniekaanvallen, zijn echter gevoelig voor elke stimulans en kunnen dus ook sterker reageren op, bijvoorbeeld, cafeïne.
Opgepast: indien men niet gewend is aan het consumeren van cafeïne bevattende voedingsmiddelen, kan plotselinge inname van (veel)cafeïne aanleiding geven tot gevoelens van onrust.
In lage tot matige doseringen heeft cafeïne een positief effect op de stemming . In studies met gevalideerde testen bleken doseringen tussen de 20 en 200 mg cafeïne te worden geassocieerd met positieve effecten. De deelnemers voelden zich energieker, fantasierijker, efficiënter, alerter en hadden meer zelfvertrouwen. Zij voelden zich beter in staat zich te concentreren, waren meer gemotiveerd om te werken en stonden meer open voor gezelligheid.
Hoge, veelal eenmalige cafeïne doseringen (300 tot 600 mg ), worden geassocieerd met gevoelens van onrust, nervositeit of angst. De gevoeligheid voor cafeïne is sterk individueel bepaald en de afbraak snelheid kan enorm variëren door zowel exogenen als endogenen factoren. De meeste mensen voelen zelf prima aan wanneer zij genoeg koffie hebben gehad. Patiënten, bij wie een paniek- of angststoornis is gediagnosticeerd, hebben een hoog niveau van mentale stimulering. Dit kan genetisch bepaald zijn. Zij zijn gevoelig voor iedere soort 'stimulans' en kunnen daardoor gevoeliger reageren op de werking van cafeïne. Nogmaals: bij deze personen kan cafeïne de symptomen van de paniek- of angststoornis wel degelijk versterken.
Cafeïne helpt om de gevolgen van tijdverschillen, een jetlag, te beperken. Men is beter aanspreekbaar, meer alert en kan sneller weer normaal functioneren. Cafeïne helpt als het ware de biologische klok te 'resetten'.
Houd koffie je nu wel of niet uit de slaap? Bij sommige mensen kost het meer tijd om in slaap te geraken indien zij 's avond cafeïne geconsumeerd hebben. Anderen kunnen koffiedrinken en hebben nergens last van.
Hoe lang voor het slapen gaan moet men geen koffie drinken om er zeker van te zijn dat de cafeïne is uitgewerkt? Op deze vraag is lastig antwoord te geven. De halfwaardetijd van cafeïne ligt op gemiddeld 4,9 uur - variërend van 2 tot 10 uur. Ook tolerantie voor de effecten van koffie loopt tussen mensen fors uiteen door verschillen in de mate van consumptie en de afbraaksnelheid van cafeïne. Daarnaast kan de gevoeligheid voor cafeïne tussen personen sterk uiteenlopen. Onderzoek onder mensen die in ploegendiensten werken geeft aan dat er geen verband is tussen slaapduur en het aantal minuten dat ligt tussen hun laatste cafeïne-inname en het tijdstip van naar bed gaan op de dagen van hun nachtdienst of dagdienst. Factoren die ook hun invloed hebben op slaap en in slaap vallen zijn onder andere vermoeidheid, stress, alcohol en prikkels uit de omgeving zoals geluid en scherp licht.
Koffie heeft ook een positief effect op sportprestaties. Cafeïne draagt bij aan het fysieke vermogen en vergroot het uithoudingsvermogen. Bovendien heeft koffie geen nadelig effect op de vochtbalans, schreven we reeds, ook niet op die van sporters.
Sporters wordt vaak geadviseerd geen cafeïnehoudende dranken te gebruiken vanwege een mogelijk negatief effect op de vochthuishouding. Uit een analyse van wetenschappelijke publicaties over de afgelopen 30 jaar, van de fysiologische effecten van cafeïne op vochtbalans en prestatievermogen, blijkt dit advies onterecht. De vochtbalans van wedstrijdsporters en recreanten wordt niet beïnvloed door het drinken van cafeïnehoudende dranken. Cafeïneconsumptie veroorzaakt een verwaarloosbaar klein diuretisch effect, vergelijkbaar met water. Er is geen aantoonbaar bewijs dat dit van negatieve invloed is op het prestatievermogen . Recent onderzoek van Armstrong wijst tevens uit dat cafeïne niet als een diureticum werkt.
Cafeïne stimuleert het vrijkomen van energie uit vetten die in het lichaam zijn opgeslagen. Bovendien verhoogt cafeïne de bloedspiegel van bepaalde hormonen - waaronder adrenaline - en doet het de spierspanning toenemen. Een ander effect dat de sportprestaties kan bevorderen, is de invloed van cafeïne op de ademhaling. Cafeïne stimuleert de ademhaling met als gevolg dat de capaciteit van het longvolume beter benut wordt. Wedstrijdsporters waken echter voor gebruik van te grote hoeveelheden cafeïne. Cafeïne kwam tot 2004 voor op de dopinglijst van het Internationaal Olympisch Comité. Maximaal toegestaan is 12 microgram cafeïne per milliliter urine; deze concentratie wordt bereikt door het drinken van ongeveer 8 koppen koffie kort voor de wedstrijd. Sporters die drankjes drinken met hogere cafeïneconcentraties lopen sneller het risico om boven de dopinggrens uit te komen.
Koffie vermindert de kans op nierstenen: onderzoekers ontdekten tijdens studie onder 81.000 vrouwen dat koffie, evenals wijn, aanzienlijk effectiever is bij het voorkomen van nierstenen dan de inname van water.
Het drinken van drie of meer koppen thee of koffie per dag verkleint de kans op diabetes type II met ongeveer veertig procent. Dat schreven epidemiologen van het UMC Utrecht in het tijdschrift Diabetologia van december 2009. Diabetes verhoogt het risico op hartfalen met factor 2 tot 8, bij vrouwen meer dan bij mannen. Koffie wordt echter geassocieerd met een verlaagd risico op diabetes type 2 en een lager risico op sterfte aan hart- en vaatziekten bij diabetes type 2.
Het drinken van zes koppen koffie of meer verhoogt het homocysteïnegehalte van het bloed en het stoppen met koffiedrinken verlaagt het homocysteïnegehalte bij mensen die gewend zijn koffie te drinken. Het is echter nog steeds niet duidelijk of verlaging van een hoog homocysteinegehalte leidt tot verlaging van het risico op hart- en vaatziekten. Een oorzakelijk verband tussen hoge tHCys en hart- en vaatziekten is niet vastgelegd. Er zijn meerdere factoren die van invloed zijn op plasma homocysteïne waarden zoals inname van folium, leeftijd, geslacht, erfelijkheid, roken, hoge bloeddruk en fysieke activiteit.
Een prospectieve cohortstudie onder bijna 129.000 Amerikanen gedurende 8 jaar toonde geen relatie aan tussen koffieconsumptie en overlijden ten gevolge van hartritmestoornissen. Interventiestudiese met cafeïne in doseringen tot 450 mg per dag - vergelijkbaar met de hoeveelheid cafeïne in circa 5 kopjes - lieten geen relatie zien met aard en frequentie van hartritmestoornissen bij gezonde personen en bij hartpatiënten. Omgekeerd bleek cafeïnebeperking geen effect te hebben bij patiënten met ventriculaire tachyartimie, met als symptoom een snel, abnormaal hartritme.
Ook in een grote Deense prospectieve cohortstudie onder bijna 48.000 mensen is de relatie tussen dagelijkse cafeïneconsumptie uit diverse voedingsmiddelen en de incidentie van aritmie onderzocht. Hieruit bleek cafeïne geen relatie te vertonen met aritmie, zelfs niet in hoge concentraties.
Wetenschappers zijn het erover eens: bij zwangerschap of borstvoeding kunnen 3 à 4 kopjes koffie per dag geen kwaad. Een normale koffieconsumptie heeft ook geen effect op de vruchtbaarheid. Een onderzoek in 1995 onder 2.500 vrouwen constateerde het risico van een enigszins vertraagde conceptie bij een inname van meer dan 300 mg cafeïne per dag. Het advies is dan ook bij kinderwens niet meer dan 3-4 kopjes koffie per dag te nemen.
Een dagelijkse gematigde koffie-inname door een gezonde zwangere vrouw veroorzaakt als zodanig geen spontane abortus, te laag geboortegewicht of vroeggeboorte . Eén studie toont aan dat het drinken van 7 kopjes koffie of meer per dag echter wel aanleiding kan zijn tot een lager geboortegewicht.
Het is evenwel raadzaam om tijdens de periode van borstvoeding gematigd koffie te drinken. Een minimale hoeveelheid cafeïne kan via de borstvoeding bij de baby terechtkomen. Cafeïne heeft onder meer effect op de inslaaptijd; het kan de baby iets langer wakker houden. Dit komt mede doordat neonaten verhoudingsgewijs nog weinig enzymen hebben om de cafeïne te kunnen afbreken.
Aanstaande moeders en vrouwen die borstvoeding geven wordt de raad gegeven om maximaal 300 mg cafeïne per dag te gebruiken. Dit komt overeen met 3 tot 4 kopjes koffie.
Koffie wordt doorgaans verspreid over de dag gedronken, zodat bij normale consumptie de cafeïne over een langere periode via de maagdarmkanaal wordt opgenomen en niet in één dosis rechtstreeks in de bloedbaan wordt gebracht. Een aantal onderzoeken veronderstellen dat koffie mogelijk een rol kan spelen in de bescherming tegen dikke darmkanker, maar dit wordt niet in alle onderzoeken bevestigd. Er zijn aanwijzingen dat koffie de kans op leverkanker verlaagt.
Diverse onderzoeken tonen aan dat koffieconsumptie gepaard gaat met een lager risico op verschillende leveraandoeningen zoals levercirrose. Er zijn geen aanwijzingen dat koffiegebruik de leverfuncties nadelig beïnvloedt.
Diverse onderzoeken tonen aan dat koffieconsumptie gepaard gaat met een lager risico op verschillende leveraandoeningen, met name bij mensen die een verhoogd risico hierop hebben zoals bij overdadige alcoholconsumptie, virale hepatitis, overgewicht en een verminderd glucose metabolisme.
Begin jaren negentig werd in een grote prospectieve epidemiologische studie onder 128.934 volwassenen aangetoond dat 4 of meer koppen koffie per dag het risico van alcoholische levercirrose kan verkleinen met 80% en het risico op sterfte aan levercirrose met 23% kan verminderen. Dit resultaat werd bevestigd in een Noorse studie onder 51.306 volwassenen, waarin koffieconsumptie eveneens gerelateerd bleek aan lagere sterfte aan levercirrose, zowel alcoholische als niet alcoholische levercirrose. Ook in diverse retrospectieve en cohortonderzoeken wordt een omgekeerde relatie gevonden tussen levercirrose en koffieconsumptie. Het effect werd alleen gevonden voor koffie en niet voor andere cafeïne bevattende dranken.
In een meta-analyse gebaseerd op 6 patiënt-controle studies en 4 cohortstudies werd gevonden dat koffiedrinkers een 41% lager risico op leverkanker (hepatocellulair carcinoom) hebben in vergelijking met mensen die nooit koffiedrinken.
Er zijn geen aanwijzingen dat koffiegebruik de leverfuncties nadelig beïnvloedt. De resultaten van diverse grote studies wijzen juist op een associatie tussen een verlaagd risico op (ernstig) leverlijden en koffieconsumptie. Vooralsnog is het te vroeg om hieraan preventieve consumptieadviezen te verbinden. De resultaten vormen echter geen aanleiding om koffieconsumptie te ontraden.
Wie zich wil wapenen tegen osteoporose, hoeft z'n koffie niet te laten staan. Koffie veroorzaakt geen botontkalking. Te weinig inname van calcium én te weinig bewegen zijn op dit punt wél de grote risicofactoren. Onderzoek onder 188 post-menopauzale vrouwen naar de lange termijn effecten van cafeïneconsumptie en het risico op osteoporose, vond geen associatie tussen een cafeïne-inname (tot zelfs 8 kopjes koffie per dag) en veranderingen in de botmassa.
Hetzelfde geldt voor botafbraak. Koffiedrinken blijkt geen risicofactor voor het verlies van botweefsel: er blijkt geen aantoonbare relatie tussen koffiedrinken en fractuurrisico.
Bij oudere vrouwen met een lage calciuminname kan de calciumbalans enigszins verstoord raken omdat de uitscheiding van calcium wordt gestimuleerd door de cafeïne. Hierdoor kan een verhoogd risico van osteoporose ontstaan. Bij voldoende calciuminname is dit echter niet het geval. Dit werd aangetoond in een onderzoek onder 980 post-menopauzale vrouwen. De relatie tussen een koffieconsumptie van 2 of meer kopjes per dag en een verlaagde botdichtheid kwam alleen voor bij vrouwen die niet dagelijks melk dronken.
Regelmatige consumptie van koffie heeft nauwelijks invloed op de bloeddruk. Uit onderzoek blijkt dat overgewicht een belangrijke rol speelt, maar ook een tekort aan lichaamsbeweging kan een ongunstig effect op de bloeddruk hebben. Regelmatige consumptie van koffie een beperkte tot geen invloed heeft op de bloeddruk van mensen met een normale bloeddruk.
De meta-analyse uit 2005 van Noordzij met 16 interventiestudies gaf voor koffie en cafeïne een verschillend resultaat. Waarom pure cafeïne wel en koffie met cafeïne nauwelijks een effect heeft op de bloeddruk moet nog worden onderzocht. Mogelijk wordt het negatieve effect van cafeïne teniet gedaan door andere componenten in koffie, zoals kalium, magnesium en anti-oxidanten.
Cafeïne heeft in wezen geen invloed op het cholesterolgehalte. Of koffie invloed heeft op het cholesterolgehalte is afhankelijk van de zetmethode. Ongefilterde koffie kan het cholesterolgehalte verhogen, filterkoffie heeft dit effect niet. De eventuele cholesterolverhoging is toe te schrijven aan de stoffen cafestol en kahweol die van nature in koffieolie aanwezig zijn en bij sommige zetmethoden in het zetsel (= de koffie) terechtkomen.
Studies naar de relatie tussen koffie en het serum cholesterol gehalte laten zien dan de zetmethode van doorslaggevende invloed is. Zo blijkt dat bij filterkoffie en koffie van koffiepads, de in Nederland meest gebruikelijke zetmethoden, het cafestol en kahweol in het papieren filter achter te blijven. Deze koffies hebben dus geen cholesterolverhogend effect. Ook oploskoffie en (automaten)koffie op basis van vloeibaar koffieconcentraat bevatten nauwelijks deze stoffen en hebben geen of nauwelijks effect op het cholesterolgehalte.
Alleen bij bepaalde zetmethoden komen cafestol en kahweol daadwerkelijk in het zetsel terecht. Zo bevatten kookkoffie, cafetière koffie, Griekse koffie en Turkse koffie deze stoffen in hogere concentraties. Een ruime consumptie van deze koffies zal het serumcholesterolgehalte kunnen verhogen. Er is een minder eenduidig antwoord te geven bij espressokoffie en koffie uit koffieautomaten waarin de koffie vers gezet wordt. Deze koffies kunnen cafestol en kahweol bevatten. De uiteindelijke hoeveelheid en het effect op het cholesterolgehalte is afhankelijk van een combinatie van factoren, zoals het type automaat, de soort en hoeveelheid koffie, het soort filter dat gebruikt wordt en het aantal koppen per dag dat wordt geconsumeerd.
Aan de hand van onderzoeken (interventiestudies) is een schatting gemaakt dat elke 10 mg cafestol bij dagelijks gebruik gedurende vier weken leidt tot een verhoging van het totale cholesterolgehalte van het bloed met 0,13 mmol/l. Echter bij langdurige consumptie wordt de stijging van het cholesterolgehalte kleiner, hetgeen op een gedeeltelijke aanpassing van het lichaam op de effecten van cafestol en kahweol kan duiden. Consumptie van één liter zeer sterk gezette cafetièrekoffie per dag (38 mg cafestol en 33 mg kahweol) gedurende een half jaar leidde na 12 weken tot een maximale cholesterolverhoging van 0,52 mmol/l. Vervolgens nam het cholesterolgehalte weer af en bedroeg na een half jaar de totale stijging nog 0,30 mmol/l ten opzichte van de beginwaarden. Kortere termijnstudies kunnen tot overschatting van het effect leiden.
Een theoretische schatting van het cholesterolgehalte bij het consumeren van 5 kopjes koffie per dag met verschillende zetmethoden wordt hieronder weergegeven.
Hoeveel kahweol bijdraagt aan de cholesterolstijging in het bloed is niet geheel duidelijk, omdat er geen studies met zuivere kahweol zijn uitgevoerd. Wel is bekend dat een mengsel van cafestol en kahweol een iets sterker effect heeft dan cafestol alleen.
Het effect van cafestol en kahweol op het cholesterolgehalte is omkeerbaar. Na het stoppen met de consumptie van deze stoffen keren de cholesterolwaarden weer terug tot de beginwaarden. Personen met een verhoogd cholesterolgehalte kunnen gewoon koffie blijven drinken. Indien zij koffie met verwaarloosbare hoeveelheden cafestol consumeren, zoals filterkoffie, koffie van koffiepads, oploskoffie of automatenkoffie op basis van koffieconcentraat, hoeven zij hun consumptie niet aan te passen. Ook een kopje espresso behoort nog steeds tot de mogelijkheden. Een beperkte consumptie van espresso, 2 a 3 kopjes per dag, zal het cholesterolgehalte nauwelijks beïnvloeden. Dit geldt in het algemeen niet voor kookkoffie, cafetière koffie, Turkse of Griekse koffie. Gezien het cholesterolverhogende effect bij ruime hoeveelheid wordt mensen met een hoog cholesterolgehalte geadviseerd deze zetmethode zo veel mogelijk te beperken.
Cafeïnegehaltes dranken - Drank per portie:
Filterkoffie (150 ml) - gemiddeld cafeïnegehalte: 85 mg
Oploskoffie/instantkoffie (150 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 65 mg
Espresso (50 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 65 mg
Cappuccino (150 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 65 mg
Koffie van koffiepads (150 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 85 mg
Cafeïnevrije koffie (150 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 3 mg
Thee (125 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 30 mg
Cola (180 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 18 mg
Energy drink (250 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 75 mg
Icetea (180 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 16 mg
Chocolademelk (250 ml) gemiddeld cafeïnegehalte: 5 mg
Koffie is één van de grootste leveranciers van anti-oxidanten in de voeding. Onderzoek liet verder zien dat het toevoegen van (koffie)melk, of het cafeïnevrij maken van koffie, geen invloed heeft op de hoeveelheid anti-oxidanten in koffie.
In een vergelijkend onderzoek naar anti-oxidanten in verschillende dranken, waaronder koffie, groene thee, rode wijn en citrussappen, bleek koffie over de hoogste antioxidant capaciteit te beschikken.
In een aantal interventies studies blijkt koffie DNA schade te beperken, LDL oxidatie te voorkomen en plasma antioxidant capaciteit te verhogen.
Op basis van het beschikbare onderzoek kan geconcludeerd worden dat koffie krachtige anti-oxidanten bevat die een interessante bijdrage leveren aan de totale anti-oxidant inname via de voeding.
Nu is het aan jou, beste lezer. Is alles wat hierboven beschreven staat waar of onwaar?...