Mogelijk ook bekend als gnosticisme.
Gnostiek, ook wel gnosticisme genoemd, is een verzamelnaam voor een brede waaier aan religieuze stromingen binnen het vroege christendom. De term 'gnostiek' is etymologisch afkomstig van het Griekse woord voor 'kennis', of 'inzicht': 'gnosis'. Deze kennis is echter geen rationele kennis, maar een inwendige zelfervaring van de mens.
De gnostiek is moeilijk in detail te beschrijven omdat er zeer uiteenlopende en zich weersprekende opvattingen een plaats in kregen. De meeste stromingen hingen het docetisme of adoptianisme aan en sommigen integreerden het concept van reïncarnatie, hoewel het niet altijd duidelijk is wat er precies mee wordt bedoeld, en/of het voor iedereen - of alleen voor Christus - geldig is.
Een alomvattende synthese van de gnostiek is daarom slechts op hoofdlijnen te geven. Voor sommige stromingen is de aanduiding 'gnostiek' niet geheel onomstreden, met name voor de manicheïsten en marcionisten. Een aantal stromingen uit de gnostiek zijn, onder andere:: Basilidiërs - Borboriten - Carpocratiërs - Cerinthus - Kaïnieten - Mandaeërs - Manicheïsme - Marcion van Sinope - Marcionisme - Ophiten - Simon de Tovenaar en de Simonianen.
In de gnostiek kreeg gnosis de speciale betekenis van mystieke kennis over de verborgen aard van de werkelijkheid en van de mens. De gnostiek onderscheidde zich daarmee van het confessionele christendom dat zich baseerde op geloof. Gnosis en geloof - 'gnosis' en 'fides' - vormden in de begintijd van het christendom onder de volgelingen van Jezus twee religieuze tegenpolen. Anders gezegd: gnosis staat als religieus begrip tegenover geloof.
De gnostiek beleefde een bloeitijd in de eerste drie eeuwen na Christus. De gnostici verzetten zich tegen de wreedheid en wraakzucht van de oudtestamentische god Jahweh, die zij beschouwden als de Demiurg, de schepper van het Kwaad, de Straffende God. Om deze reden verwerpen veel gnostici het Oude Testament, en vaak ook delen van het Nieuwe Testament. Tevens wijzen de gnostici het zoenoffer af, dat Jezus Christus gebracht zou hebben door te sterven aan het kruis.
Op het Concilie van Nicaea in 325 aanvaardde de Kerk de Geloofsbelijdenis van Nicea. De geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel is de tekst waarin voor de eerste keer in de christelijke geschiedenis de fundamentele doctrines van het Christendom werden vastgesteld. De triniteitsleer werd in Nicea nog niet uitgewerkt, want over de Heilige Geest, de derde Goddelijke persoon, werd nog niet gesproken. Dit gebeurde pas tijdens het oecumenisch concilie van Constantinopel in 381. Hoewel de inhoud van deze geloofsbelijdenis vooral gericht was tegen het arianisme - genoemd naar haar stichter Arius (256-336) - verwierp de belijdenis ook gnostische leringen.
Vanaf dit Concilie werd de gnostiek door de zich toen als instituut vormende christelijke kerk dus als ketterij verworpen en fel bestreden.
Wel zijn verschillende personen uit de vroege kerk, bijvoorbeeld Augustinus, een tijdlang aanhanger van een gnostische stroming geweest. De katharen uit de twaalfde en dertiende eeuw vormden de laatste georganiseerde gnostische beweging. De kruistocht tegen de katharen van 1209 en de daaropvolgende oprichting van de inquisitie door de kerk van Rome, leidden tot een massale, systematische uitroeiing van deze laatste gnostici. In 1328 werd de laatste gnosticus verbrand, namelijk: Guillaume Bélibaste, in het Zuid-Franse Villerouge-Termenès. Vanaf dat moment lijkt de orthodox-christelijke visie op de betekenis van Jezus de enige overgebleven zienswijze.
De vondst van de Nag Hammadi-geschriften heeft een opmerkelijke verwantschap doen zien tussen de vroegchristelijke gnostiek en de Katharen uit de twaalfde en dertiende eeuw. Men veronderstelt daardoor een onderbroken continuïteit tussen de Katharen en de gnostici uit de eerste eeuwen, ook al is die connectie nog niet overtuigend aangetoond.
De gnostiek is opnieuw onder de aandacht komen te staan door de vondst, in 1945, bij Nag Hammadi in Egypte van 52 geschriften uit de begintijd van het christendom. Onder deze Nag Hammadi-geschriften bevonden zich merendeels tot dan toe onbekende, verloren gegane gnostische teksten, waarin echter duidelijk wordt aangetoond dat de andere, opgedrongen zienswijze niet de enige, of ware is.
Eén van de belangrijkste thema's van de gnostiek is dat de mens van zichzelf vervreemd kan raken. Mensen kunnen vergeten wie ze zelf in werkelijkheid zijn. De onverloste mens is 'zichzelf kwijt'. Het gevolg daarvan is dat zo iemand het contact met zijn innerlijk weten, de gnosis, verliest. Wie zichzelf kwijt is, leeft als een slaaf van onpersoonlijke machten. Deze staat van vervreemding van het ware zelf wordt in de gnostische teksten met velerlei verschillende termen beschreven, zoals slavernij, vergetelheid, slaap, dronkenschap, blindheid, de dood. De meest algemene term die daarvoor vaak wordt gebruikt is 'de dwaling', in de betekenis van 'verdwaald zijn'.
Daarbij past de gelijkenis van het 'Lied van de Parel' uit de 'Handelingen van Thomas'. Dit verhaal vertelt over een koningszoon die door zijn ouders naar een ver land gestuurd wordt. De koningszoon krijgt de opdracht in het verre land een parel te zoeken. Als hij in dat land aangekomen is, vergeet hij echter zijn opdracht. Hij neemt de zeden van het vreemde land aan en wordt zo een 'zoon van het land'. Daardoor vergeet hij ook wie hij van oorsprong is, waar hij vandaan kwam en wat zijn opdracht was. Maar dan komt er een boodschapper van zijn ouders. Die herinnert hem aan zijn afkomst. Nu weet hij weer wie hij is en hij herinnert zich ook zijn opdracht. Hij slaagt erin de parel te vinden en hij keert terug naar zijn geboorteland en wordt daar koning. Het 'Lied van de Parel' verbeeldt de staat van de mens die verdwaald is geraakt in een vreemde werkelijkheid, zichzelf vergeten is en vervolgens door een verlosser weer aan zijn ware aard herinnerd wordt en zo leert zichzelf en zijn bestemming te hervinden. In de gnostische teksten is Jezus die verlosser.
De verlossing uit de dwaling kan de mens verkrijgen door zich zijn oorspronkelijke aard te herinneren, door zich te verbinden met zijn ware zelf. Dat proces wordt beschreven als bevrijding, wakker worden, weer nuchter worden, de genezing van blindheid, de opstanding uit de dood. De algemene term daarvoor is 'het herstel.'
In de gnostische teksten is Jezus de verlosser die de mens komt oproepen "zichzelf te herinneren". In het Apocryphon van Johannes zegt Jezus: "Mens, sta op en herinner jezelf". Dat is het herstel in de gnostische betekenis van verlossing uit de slavernij van een onwetend bestaan.
Het woord 'herstel' dient te worden verstaan in de zin van 'genezing'. In het Nieuwe Testament wordt verteld hoe Jezus wonderen verrichtte. Hij genas zieken en wekte zelfs doden weer tot leven. Voor de gnostici waren dat geen feitelijke gebeurtenissen; het zijn geen wonderen. Het zijn symbolische beschrijvingen van 'het herstel' als een spiritueel proces. De gnostische Jezus geneest mensen van de dwaling, hun zelfvergetelheid.
Hier zien we heel kort samengevat de kern van de gnostiek: de opstanding is geen verrijzenis uit de lichamelijke dood, maar een spiritueel proces. Deze spirituele opstanding bestaat eruit dat je jezelf herinnert als een vrij mens. Wie zichzelf zo hervindt zal niet alleen weten wie hij is, maar ook zijn bestemming kennen. Ook dat weten behoort tot de gnosis. Daarover handelt een tekst uit het 'Evangelie van de Waarheid', ook een van de teksten die gevonden werden bij Nag Hammadi, en toegeschreven aan Valentinus: "Wie zo gnosis heeft, weet waar hij vandaan gekomen is en waar hij heen zal gaan. Hij weet, zoals iemand die dronken was, en weer nuchter is geworden en, tot zichzelf gekomen, zijn zaken weer op orde heeft gesteld."
De teruggevonden teksten bij Nag Hammadi hebben duidelijk gemaakt hoezeer de relatie van Jezus met het Oude Testament een twistpunt was onder de eerste christenen. Het kerkelijk christendom ziet Jezus nu als de vervulling van het Oude Testament. De teksten die samen het Nieuwe Testament vormen zijn daar ook op uitgekozen.
In de Nag Hammadi-geschriften wordt Jezus echter gepresenteerd als iemand die een radicale breuk voorstond met Jahweh. De god die Jezus 'mijn Vader' noemde is een god van liefde en kon niet dezelfde zijn als de wraakzuchtige Heer van het Oude Testament. Jahweh is de gnostische Demiurg, de Heer van het kwaad. Jahweh wordt in de gnostische teksten zelfs afgeschilderd als de oorzaak van de dwaling, als degene die de mens bewust in een staat van slavernij wil houden.
Het middel van zijn heerschappij is angst: "Angst is de macht van de Duisternis". Door de mens te laten geloven dat er geen andere god is dan Jahweh en dat de door Jahweh geschapen schijnwerkelijkheid de echte en enige werkelijkheid is, wordt de innerlijke verbondenheid van de mens met zijn geestelijke oorsprong verbroken. De gnostische Jezus wil de mens uit deze wereld van angst verlossen en terug laten keren naar de werkelijkheid van zijn oorsprong, naar daar waar liefde woont.
In de traditionele christelijke godsvoorstelling is er een onoverbrugbare kloof tussen de mens en God. Mens en God zijn wezensongelijk. In de gnostiek ziet men de mens als rechtstreeks verbonden met de God als de bron van zijn bestaan. "Zoals een lichtstraal verwant is aan de zon, zo is ook de mens verwant aan God"; "wij hebben 'de gelaatstrekken van de Vader'"; "wij zijn 'de erfgenamen van de Vader'", zijn uitdrukkingen in gnostieke teksten die deze relatie verbeelden. De beeltenis van God, die elk mens in zich draagt, zoals een kind dat op zijn ouders lijkt, is het 'oorspronkelijk gelaat' van de mens, dat echter vergeten kan worden en dan tot de onwetendheid leidt die de oorzaak is van de geestelijke slavernij.
In de gnostiek heeft ieder mens twee naturen. De ene natuur is zijn persoonlijke natuur, waarbij hij zichzelf ervaart als geplaatst in de tijd, met een geboorte en een dood. Dat is de mens met een persoonlijke geschiedenis, een eigen identiteit en individualiteit en het bijbehorende 'persoonlijk bewustzijn'. De tweede natuur van de mens is zijn tijdloze, goddelijke kern, die in de gnostiek 'de Christus' wordt genoemd. Als bijvoorbeeld in de brief van Paulus aan de Kolossenzen in het Nieuwe Testament gezegd wordt: 'Het geheim is dit: Christus woont in u,' dan is dat voor een gnosticus duidelijk verstaanbaar als het 'Christus-bewustzijn'.
Er is hier een verwantschap met het boeddhistische begrip 'boeddha-natuur' en de hindoeïstische 'Atman'. Het spirituele pad van de dharmische religies heeft als doel het bewustzijn van de individuele mens weer te verenigen met zijn eigen boeddha-natuur of Atman, die tegelijk ook samenvalt met de ganse (ultieme) werkelijkheid. Ook van de gnostiek is het doel om het persoonlijk bewustzijn te verbinden met het Christus-bewustzijn. Het Evangelie van Filippus noemt dat: 'de vereniging in het bruidsvertrek'.
Het is lang gebruikelijk geweest om de gnostiek dualistisch te noemen, alsof dat het hoofdkenmerk van de gnostiek zou zijn. Met dualistisch wordt dan bedoeld dat de geestelijke ziel van de mens gevangen zou zitten in een verachtelijk lichaam, en dat de hele stoffelijke werkelijkheid een duivelse schepping zou zijn. Maar die tegenstelling tussen een verheven geestelijke werkelijkheid en een verachtelijke materiële wereld is niet kenmerkend voor de gnostiek. Het lichaam als kerker van de ziel, bijvoorbeeld, stamt als idee van de Griekse filosoof Plato.
En er zijn vele andere dualistische stromingen in de bloeitijd van de gnostiek, waaronder ook het traditionele christendom. Het celibaat van de Rooms-katholieke priester is erop gebaseerd. Bovendien bleek dat na de vondst van de Nag Hammadigeschriften niet alle stromingen binnen de gnostiek dualistisch zijn. Daarom zocht men op een conferentie in 1978 aan de Universiteit van Yale naar een nieuwe definitie die de verschillende stromingen van de gnostiek kon samenvatten. Men zag toen als bindend en definiërend element de 'co-substantialiteit' van de ziel van de mens met God. Daarmee bedoelt men dat de ziel van de mens van dezelfde substantie is als Gods wezen. Die visie is het helderst uitgedrukt in logion 108 van het Thomas-evangelie. Die luidt: 'Jezus zei: 'Wie uit mijn mond drinkt, zal zijn zoals ik en ik zoals hij;en wat verborgen was zal hem geopenbaard worden."
Het gaat hier dus om de gelijkheid van het wezen van de mens met het wezen van God. Dat is het overkoepelende aspect van de verschillende gnostische stromingen. Daarom, en dat is een tweede kenmerk van de gnostiek, is kennis van het ware zelf ook godskennis. Dat zelfkennis ook godskennis is, is geen gedachte of geloof; het geldt in de gnostiek als een ervaarbaar inzicht.
De gnostiek als spirituele traditie in zijn verschillende vormen streeft naar die ervaarde godskennis. Ook de mystiek streeft overigens naar ervaarde godskennis. Het verschil met de gnostiek is dat in de mystiek een ik-gij relatie gehandhaafd wordt. God blijft daarin de Ander. De mystiek beschrijft de ervaarde ontmoeting met het goddelijke als een liefdesrelatie van twee niet-identieke partners, zie bijvoorbeeld het 'Geestelijk Hooglied' van de mysticus Johannes van het Kruis.
In de gnostiek is God echter niet de ander, maar identiek aan het zelf en daarmee geheel samenvallend, co-substantieel dus. In de geloofsbelijdenis van Nicea, zoals die in 325 werd vastgelegd, wordt gezegd dan Jezus één in wezen is met de Vader. Voor gnostici geldt dat voor elk mens. En dat is het fundamentele verschil tussen de traditioneel christelijke opvatting en de gnostiek: niet alleen Jezus is wezensgelijk aan de Vader, maar elk mens.
In hoeverre is de gnostiek nu toch dualistisch, dat wil zeggen: in hoeverre beschouwt de gnostiek de materie (het lichaam, de kosmos) als verderfelijk en duivels en het geestelijke (de ziel, het extra-mundane) als verheven en goddelijk? Men onderscheidt sedert de vondst bij Nag Hammadi binnen de gnostiek drie hoofdstromingen: de Thomas-gnostiek, de sethiaanse gnostiek, en de valentiniaanse gnostiek.
Het Evangelie van Thomas is overwegend non-dualistisch, dat wil zeggen dat het streeft naar de opheffing van die dualiteit. Er zijn echter ook enkele, waarschijnlijk later toegevoegde logia, die het dualisme benadrukken.
De Sethiaanse gnostiek is de meest platoonse in de radicale afwijzing van het lichaam en de stoffelijke werkelijkheid, en is dus streng dualistisch. We vinden die vooral verbeeld in het 'Geheime boek van Johannes' uit de Nag Hammadigeschriften. Daar vinden we ook de meest nadrukkelijke afwijzing van de materiële schepping. De schepper uit Genesis in het Oude Testament is daar de boosaardige Demiurg. De streng dualistische opvatting van de Sethiaanse gnostiek toont een grote verwantschap met die van de vroege woestijnmonniken. In veel verhandelingen over de gnostiek wordt de Sethiaanse gnostiek als de norm voor alle gnostiek beschouwd.
De Valentiniaanse gnostiek ziet het dualistische onderscheid als niet-reëel. Wat we gewoonlijk voor de werkelijkheid houden is slechts een illusie waar men zich van kan bevrijden en die geheel onderscheiden is van het werkelijk bestaande. Men kan daarom de valentiniaanse gnostiek met reden ook als een monisme bestempelen. Van de Valentiniaanse gnostiek wordt wel beweerd dat ze grote gelijkenis vertoont met het boeddhisme.
Steeds weer terugkerend in de strijd tussen kerk en gnostiek waren de volgende gnostieke opvattingen:
. Afwijzing van elk uiterlijk gezag van enig instituut over het geloof. De innerlijke goddelijke vonk verleent elk mens morele zelfstandigheid.
. De materiële wereld is geen historisch scheppingsproces, maar een emanatie
. Jezus had geen materieel lichaam, maar was louter geest, verschijnend aan de mensen in een lichamelijke gedaante.
. Geen verlossende werking van het zoenoffer van Jezus (verzoeningsleer).
. Geen verlossende werking van het geloof.
Andere geschilpunten golden niet altijd voor alle gnostici, vanwege de vaak forse verschillen tussen de gnostieke scholen (Valentinianen, Slangenbroeders, Satornilos, Simon de Tovenaar, enzovoorts). Gnostici ontwikkelden zeer diverse mythische systemen, waarin Jezus, maar ook Adam, Eva en vele andere mythische figuren voorkwamen.
Een van de meest tot de verbeelding sprekende teksten uit de gnostieke Nag Hammadi-geschriften is het Evangelie van Thomas, dat onder eindredactie van een gnosticus stond en voor een gnostische doelgroep was bedoeld. Een aantal spreuken hierin is beïnvloed door de gnosis. Dit Thomasevangelie bestaat uit een verzameling uitspraken van Jezus, die aanvankelijk werd geacht te zijn ontstaan in de tweede helft van de 2e eeuw. Maar in toenemende mate raakt men ervan overtuigd dat de oerversie van het evangelie van Thomas ouder is dan de Bijbelse canon, en dat de datering daarvan min of meer gelijk is aan die van de veronderstelde verzameling uitspraken uit bron Q - van het Duits: 'Quelle'- die aan de nieuwtestamentische evangeliën ten grondslag zou hebben gelegen.
Sommige gnostici geloofden in reïncarnatie. Zij meenden dat alle menselijke zielen in slavernij waren geraakt aan 'de Machten van het Kwaad', ook wel 'Archonten' genoemd. Daardoor was het aardse leven ten prooi gevallen aan angst en geweld. Maar ze meenden ook dat het leven op aarde weer hersteld kon worden in zijn oorspronkelijke glorie, door een proces van evolutie van alle menselijke zielen door verschillende levens heen. Iedereen zou ooit verlost worden van de slavernij aan de Machten. In oosterse tradities staat het idee van reïncarnatie vaak in het teken van het geërfde karma uit een vorig leven. Bij de gnostici staat reïncarnatie in het teken van de persoonlijke herkansing. Het is vooral een hoopvol perspectief op een 'nieuwe hemel en een nieuwe aarde' in een volgend leven
De vondst van de Nag Hammadi-geschriften heeft een opmerkelijke verwantschap doen zien tussen de vroegchristelijke gnostiek en de Katharen uit de twaalfde en dertiende eeuw. Men veronderstelt daardoor een onderbroken continuïteit tussen de Katharen en de gnostici uit de eerste eeuwen, ook al is die connectie nog niet overtuigend aangetoond.
Organisaties gespecialiseerd in gnostiek
- Vind nog meer organisaties gespecialiseerd in gnostiek op Zoek&Vind.
- Jouw organisatie er nog niet tussen? Voeg ze toe op Zoek&Vind!
|