In het Eisenhower State Park van het Amerikaanse Texas deed zich de afgelopen dagen een verbazingwekkend, maar tegelijkertijd een intrigerend fenomeen voor. Parkwachters, 'Rangers' genoemd, stootten op tientallen slijmerige ballen in het midden van de weg. Ze lagen er gewoonweg te liggen - uitgelijnd, netjes op een rij, op de gele strepen. Het leken wel ballen van roze spaghetti met een donker sausje erover. Smakelijk zagen ze er in elk geval niet uit.
Bij nader toezien bleek elke bal te bestaan uit honderden in elkaar verweven Tubifex wormen. Geen dode pierenwormen, maar springlevende. Zoiets had men tot op heden nog nooit gezien, en om die reden verschenen er op het internet diverse hypothesen om het gedrag van die diertjes te verklaren.
Eén daarvan luidt, dat tubifexwormen, ook gekend als (beek)slingerwormen, soms dicht bij elkaar kruipen om elkaar zowel te beschermen als om met elkaar op een gemakkelijkere manier te kunnen communiceren. Wanneer de omstandigheden het vereisen, verzamelen ze zich en verplaatsen ze zich in groep naar een veiligere plek.
Een andere hypothese is, dat het geluid van de regendruppels, die tijdens het zonet voorbije onweer op de grond neerpletsten, de grond dermate hebben doen trillen dat die wormen vanuit hun instinctcentrum het gevoel kregen dat er roofdieren in de buurt waren en uit angst dicht bij elkaar zijn gekropen om tezamen een veiligere plek op te zoeken.
Welke hypothese men er tot op heden ook aan heeft toegevoegd, is het en blijft het een tijdelijk raadsel.
Lang heeft men in elk geval niet hoeven te wachten op een terugkeren naar hun oorspronkelijke schuilplaatsen. Twee dagen later was er geen spoor meer te bespeuren van die kleverige ballen op de weg.
Dankzij dit nieuws ging ikzelf op zoek naar meer info over het gedrag van slingerwormen en stootte vrij snel op onderstaande videoclips. Ze verklaren niet waarom ze netjes op hoopjes op een rij lagen, maar wel het feit dat ze zich wel degelijk groeperen en samenklonteren.
Tubifexwormen behoren tot de familie van de borstelwormen; een groep, die in alle zeeën voorkomt, maar ook te vinden zijn in allerlei biotopen. Zo zijn er pelagische, kruipende, gravende en kokerbewonende vormen.
Over regenwormen
In onze streken zijn regenwormen beter gekend. Zij hebben de neiging om uit te grond naar boven te kruipen van zodra men de bodem met behulp van een stok laat trillen. De wormen zullen dan massaal naar boven kruipen, ongeacht de weersomstandigheden. Anders gezegd: onder natuurlijke omstandigheden komen regenwormen boven door graafbewegingen van mollen. Ook komen ze bovengronds bij regenachtig weer om te paren en ze zijn vooral 's nachts actief, tenzij de bodem vochtig is, omdat ze overdag gevoelig zijn voor uitdroging.
Regenwormen zijn nu eenmaal veel gevoeliger voor uitdroging dan voor verdrinking. Een belangrijke vijand van de regenworm is het weer. Als het te droog is, moeten de wormen dieper in de grond schuilen om niet uit te drogen. De worm manoeuvreert zijn lichaam in een balvorm en vormt een laagje uitwerpselen om het lijf zodat het in een soort van cocon zit. Dit verklaart dan ook waarom er op de foto's van de Tubifexwormen uitwerpselen op elke hoop te zien is.
Interessant misschien om te weten, is dat regenwormen hermafrodiet zijn. Dit betekent, dat ze zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen bezitten, maar een regenworm kan niet de eigen eitjes bevruchten. De wormen paren wel echt met elkaar, maar de eieren worden toch buiten het lichaam bevrucht tijdens de vorming van de cocon. En, in principe kunnen ze zich het gehele jaar door voortplanten.
Tijdens zo'n paring, die bij nat weer bovengronds plaatsgrijpt en ongeveer drie tot vier uur duurt, positioneren de wormen zich zo, dat de diertjes met de lichamen tegen elkaar aan bevinden waarbij de voorzijden tegenovergesteld zijn, waarbij zaadcellen aan elkaar worden uitgewisseld. Regenwormen bevruchten elkaar dus niet tijdens de paring zelf, maar wisselen alleen zaadcellen uit. De eigenlijke bevruchting vindt - zoals reeds vermeld - later plaats, buiten het lichaam.
Niet alle regenwormen leven ondergronds. Veel soorten zijn diepgravers die lange verticale gangen maken, zoals de veel voorkomende dauwpier of gewone regenworm (Lumbricus terrestris), die 9 tot 30 cm lang wordt, en de rode worm Lumbricus rubellus die tot 15 cm lang wordt. De gewone regenworm leeft vlak onder het grondoppervlak en laat hoopjes uitwerpselen achter op het bodemoppervlak.
Regenwormen zijn afvaleters, die leven van dood organisch plantaardig materiaal. Ze eten voornamelijk dode en rottende plantenresten, ook worden wel bladeren die op de bodem liggen in een wooningang getrokken en gegeten. Af en toe wordt ook een jonge spruit meegenomen en verorberd.
Regenwormen vermijden het eten van de uitwerpselen van andere exemplaren. Ze eten soms wel uitwerpselen van andere dieren, omdat deze veel verteerbare stoffen bevatten. Ook de weke delen van dode dieren worden gegeten, zoals andere, afgestorven regenwormen.
De uitwerpselen van regenwormen zijn karakteristieke hoopjes aarde, zoals hieronder duidelijk is te zien.