'k Weet niet wat jij erover denkt: spinnen zijn prachtige beestjes, maar ze moeten uit mijn huis wegblijven. Uit jouw woonst ook?...
Men schat dat er wereldwijd een 120.000-tal soorten van bestaan, waarvan ruim 42.000 uitvoerig zijn beschreven. In België en Nederland leven daarvan een 700-tal verschillende soorten.
Voorbeelden hiervan zijn de kruisspin (Araneus diadematus), de trilspin (Pholcus phalangioides) en de grijze huisspin (Tegenaria domestica). Deze drie soorten komt men relatief vaak tegen. De kruisspin laat zich meer zien in tuinen en plantsoenen en voelt zich absoluut niet thuis in huizen; dit, in tegenstelling tot de trilspin en de huisspin, die hier juist zeer algemeen zijn.
Een andere veelvoorkomende soort is de veldtrechterspin (Tegenaria agrestis). Deze leeft echter meer verborgen in de struiken. Een andere spin, die vaak te zien is op en rond huizen is de huiszebraspin (Salticus scenicus). Deze blijft klein, heeft een zwart-wit bandenpatroon, en behoort tot de springspinnen. Bij zonnig weer wordt ze vaak op buitenmuren aangetroffen.
In onze gewesten komen geen gevaarlijke spinnen voor. Er zijn wél enkele soorten die vanwege de pijnlijke beet beter met rust gelaten kunnen worden. Die van de roodwitte celspin (Dysdera crocata), bijvoorbeeld, is bijzonder pijnlijk. De spin leeft van pissebedden en heeft krachtige en lange giftkaken, cheliceren genoemd, om deze te doden. De beet van de spoorspin (Cheiracanthium punctorium) staat eveneens bekend als zeer pijnlijk en kan leiden tot, onder andere, duizelingen en misselijkheid. Ten slotte kan ook de waterspin een beet geven, die men niet snel zal vergeten.
Maar sommige reuzenspinnen vinden tegenwoordig hun weg via Frankrijk naar België. In het centrum van Calais ondekte een winkelier vorige dinsdag een erg grote spin in een hoek van zijn magazijn. De man was zo overdonderd dat hij de brandweer liet komen om de indringer te verwijderen. Deze spinsoort is meestal 10 cm groot, of soms iets groter, en behoort tot familie van de Tegenaria domestica. In wezen is ze absoluut ongevaarlijk. Wél is de beet ietwat giftig, en kan men er soms een beetje last van hebben, maar normaliter valt ze de mens niet aan, tenzij het vrouwtje vermoedt dat je de eitjes of de jongen bedreigt.
De foto ervan werd heel snel verspreid op Franstalige nieuwssites, en een lezer uit Cuesmes, een deelgemeente van Mons, mailde een foto van een gelijkaardige spin - waarop prompt heel wat foto’s volgden van andere grote spinnen in Waalse kelders of badkamers.
Interessant om te weten is, dat spinnen tot de geleedpotigen behoren, en dus geen longen hebben. Veel spinnen hebben zogenaamde boeklongen, die de naam danken aan de vele bladachtige plaatjes die zuurstof opnemen. Veel soorten hebben ook vertakte buisjes die het lichaam van zuurstof voorzien, een zogenaamd tracheeënstelsel. Bij veel spinnen komt een combinatie voor.
Het ademhalingsapparaat en de ademopeningen zijn altijd in het achterlijf gelegen. De ademopeningen bestaan uit een spleetachtige opening aan de buikzijde van het achterlijf waarbij het aantal openingen kan verschillen per familie. Meestal zijn de spleten onbehaard om de ademhaling te vergemakkelijken. Veel soorten hebben een paar op ongeveer het midden van de onderzijde van het achterlijf, en een paar vlak voor de spintepels.
Boeklongen zijn van oorsprong geen inwendige organen, in feite zijn ze ontstaan uit tot een soort kieuwen omgevormde pootjes. Dergelijke pootjes komen bij andere op het land levende ongewervelden nog wel voor, zoals bij de pissebedden waarbij ze pleopoden worden genoemd. Bij de spinnen zijn de 'pootjes' niet meer als zodanig te herkennen en zijn ze gedurende de ontwikkeling hun voorouders in het achterlijf opgenomen. Deze leefden in zee, en hadden kieuwen die met water in contact moesten komen en daarom bestonden uit uitwendige organen. Dit is ook te zien bij het embryo van een spin, waarbij de ademhalingsorganen zich in eerste instantie ontwikkelen als uitstulpingen maar later in het achterlijf wegzakken.
De plaatjes van boeklongen zijn hol zodat er bloedvloeistof doorheen kan stromen. Om te voorkomen dat ze aan elkaar kleven, zijn ze voorzien van kleine uitsteekseltjes.
Het hart van een spin is een buisachtige structuur, die ongeveer in het midden van het achterlijf gelegen is, ergens aan de bovenzijde. Het bloed komt het hart binnen door vier openingen die de 'ostia' worden genoemd. Spinnen, die ademen middels een tracheeënstelsel, die het gehele lichaam voorziet van zuurstof, hebben een kleiner en vaak minder krachtig hart dan spinnen die voornamelijk van zuurstof worden voorzien door de boeklongen. Spinnen, die middels boeklongen ademen, moeten alle zuurstof via bloedvloeistof naar de organen pompen, terwijl spinnen met een ontwikkeld tracheeënstelsel hun lichaam deels direct voorzien van zuurstof.