Vilayanur Ramachandran: "We beginnen met stoornissen die ons in staat stellen de mechanismen te bestuderen die betrokken zijn bij het ontwikkelen van een gevoel van belichaming. Die stoornissen maken duidelijk dat het brein een aangeboren lichaamsbeeld heeft. Wanneer dat niet past bij de - visuele of somatische - sensorische input van het lichaam, kan de daaruit volgende disharmonie het gevoel van eenheid van het ik verbleken.
Apotemnofilie: dokter, haal alstublieft mijn arm weg
Het algemeen menselijk gevoel dat je in je eigen lichaam zit en dat je ledematen van jou zijn, is van wezenlijk belang voor het ik-gevoel van de mens. Hoewel een kat ook een soort impliciet lichaamsbeeld heeft (hij probeert niet een muizenhol in te kruipen), kan hij niet op dieet gaan als hij ziet dat hij te dik is of naar zijn poot kijken en wensen dat die er niet was. Dat laatste is precies wat er gebeurt met patiënten die apotemnofilie krijgen, een eigenaardige stoornis, waarbij een volstrekt normaal iemand een intens en voortdurend verlangen koestert om een arm of been te laten amputeren.
'Apotemnofilie' komt van het Griekse apo, 'weg van', temnein, 'snijden' en philia, 'emotionele gehechtheid aan'.
De patiënt beschrijft zijn lichaam bijvoorbeeld als 'overcompleet', of zijn arm als 'een indringer'. Je hebt het idee dat de zieke probeert iets onuitsprekelijke over te brengen. Zo kan hij bijvoorbeeld zeggen: 'Het is niet dat ik zou voelen dat het niet van mij is, dokter. Integendeel het voelt te aanwezig aan.' Bij meer dan de helft van de patiënten wordt uiteindelijk de amputatie uitgevoerd.
Apotemnofilie wordt vaak gezien als iets 'psychologisch'. Er wordt wel gesuggereerd dat het voortkomt uit een freudiaanse wensvervullingsfantasie, omdat de stomp zou lijken op een grote penis. Anderen hebben er aandachttrekkend gedrag in gezien, hoewel de vragen waarom het verlangen naar aandacht zo'n bizarre vorm moet krijgen en waarom zoveel van dergelijke mensen hun verlangens gedurende een groot deel van hun leven geheimhouden, nooit zijn beantwoord.
Eerlijk gezegd vind ik die psychologische verklaringen niet overtuigend. De aandoening begint gewoonlijk al op jeugdige leeftijd en het is niet waarschijnlijk dat een tienjarige verlangt naar een enorme penis (al zou een orthodoxe freudiaan dat niet uitsluiten). Bovendien kan de patiënt precies de lijn aangeven waarlangs hij de amputatie wil hebben.
...
Als een of ander lichaamsdeel, zoals een arm of een been, niet gerepresenteerd staat in die aangeboren basis van je lichaamsbeeld, is het denkbaar dat het gevolg daarvan een gevoel van vreemdheid of zelfs van afschuw zou zijn jegens lichaamsdeel. Maar waarom? Waarom staat de patiënt er niet gewoon onverschillig tegenover? Immers, mensen met zenuwletsel in een arm, dat een compleet verlies van gevoeligheid oplevert, zeggen niet dat ze van die arm af willen.
Het antwoord op die vraag ligt in het sleutelconcept van aversie tegen een 'mismatch', dat zoals je zult zien een cruciale rol speelt in veel vormen van geestesziekte. Het idee is globaal dat een gebrek aan coherentie, oftewel een mismatch tussen de outputs van modules in het brein vervreemding kan veroorzaken, onbehagen, misvattingen en paranoia. Het brein verafschuwt interne onregelmatigheden, zoals de mismatch tussen emotie en identificatie in het syndroom van Capgras. Het heeft er vaak alles voor over, tot in het absurde, om ze ontkennen of ze weg te denken. (Ik benadruk het woord 'intern' omdat het brein in het algemeen verdraagzamer is jegens onregelmatigheden in de externe wereld. Het kan er zelfs van houden: sommige mensen zijn dol op de kick die het oplossen van verbijsterende raadsels hun geeft.) Het is niet duidelijk wa de interne mismatch die een onprettig gevoel veroorzaakt, wordt opgespoor. Ik denk dat het gebeurt in de insula, en dan in het bijzonder de insula in de rechterhersenhelft. Dit is een klein stukje weefsel dat signalen ontvangt van S2 en output levert aan de amygdala, die op haar beurt sympathische signalen van opwinding doorgeeft aan de rest van het lichaam.
In het geval van zenuwletsel is de input naar S1 en S2 verloren gegaan, dus is er geen mismatch of discrepantie tussen S2 en het multisensorische lichaamsbeeld in de SPL. Bij apotemnofilie is er een normale sensorische input van het lichaamsdeel naar de kaarten van het lichaam in Sl en S2, maar er is geen 'plaats' voor de signalen vanuit het lichaamsdeel die als output in het lichaamsdeel van de SPL (superieure pariëtale lobule) terecht zouden moeten komen. Het brein accepteert die mismatch eigenlijk niet goed. Die discrepantie is cruciaal voor het opwekken van g, voelens van 'overaanwezigheid' en een zekere aversie jegens het lichaamsdeel en het daarbij behorende verlangen naar amputatie. Deze beschrijving van apotemnofilie zou een verklaring bieden voor de verhoogde GSR en ook voor het onuitsprekelijke en paradoxale karakter van de ervaring: een lichaamsdeel en tegelijk geen lichaamsdeel.
Alleen al de patiënt door een verkleinende lens laten kijken naar zijn lichaamdeel — om het optisch te verkleinen — maakt dat het lichaamsdeel een stuk minder onaangenaam aanvoelt, waarschijnlijk omdat zo de mismatch wordt verkleind. Dat ik dit heb vastgesteld is in dit verband consistent. Experimenten met placebo's moeten dit bevestigen.
Ten slotte heeft mijn laboratorium beeldvormend onderzoek verricht naar vier apotemnofiliepatiënten en de resultaten vergeleken met een controlegroep van vier normale proefpersonen. Bij de controlegroep activeerde aanraking van elk lichaamsdeel de rechter SPL. Bij alle vier patiënten riep aanraking van het bchaamsdeel dat ze wilden laten weghalen, geen activatie van de SPL op — de lichaamskaart in het brein lichtte niet op, om het zo te zeggen. Aanraking van het niet-aangetaste lichaamsdeel deed dat wel. Als we deze uitkomst met een groter aantal patiënten kunnen herhalen, zou dat onze theorie goed onderbouwen. Een eigenaardig aspect van apotemnofilie, dat niet wordt verklaard door ons model, is de ermee verbonden seksuele voorkeur bij sommige patiënten: een verlangen naar intimiteit met een partner die ook een amputatie heeft ondergaan. Mogelijk heeft dat seksuele tintje mensen ertoe gebracht om voor deze stoornis een freudiaanse verklaring te geven.
Ik wil er iets anders over zeggen. Misschien wordt iemands 'esthetische' seksuele voorkeur voor bepaalde lichamelijke trekken ten dele gedicteerd door de vorm van het lichaamsbeeld zoals dat wordt gerepresenteerd in de hardware van de rechter SPL en wellicht ook de insulaire cortex. Dat zou ook verklaren waarom struisvogels de voorkeur geven aan struisvogels als partner (waarschijnlijk ook wanneer aanwijzingen als geur afwezig zijn) en waarom varkens varkens prefereren boven mensen.
Om hierop nog even voort te borduren: volgens mij bestaat er een genetisch gespecificeerd mechanisme dat ervoor zorgt dat een template van je lichaamsbeeld in de SPL kan worden gekopieerd naar de circuits van je limbisch systeem, en dat op die manier je esthetische visuele voorkeur bepaalt. Als dat zo zou blijken te zijn, dan zou iemand van wie het lichaamsbeeld vanaf de geboorte zonder armen of benen was, zich aangetrokken moeten voelen tot mensen die hetzelfde lichaamsdeel missen. In lijn met die visie is dat mensen die een been willen laten amputeren bijna altijd worden aangetrokken door anderen met een beenamputatie, en niet door mensen met een geamputeerde arm.
Transseksualiteit: dokter, ik zit gevangen in een verkeerd lichaam!
Het ik heeft ook een geslacht; je denkt aan jezelf als aan een man of een vrouw. en je verwacht dat anderen je ook als zodanig behandelen. Het is zo'n geïntegreerd aspect van je eigen identiteit dat je er nauwelijks bij stilstaat — totdat er iets misgaat, tenminste volgens de standaards van een conservatieve, conformistische maatschappij. Het gevolg is de 'stoornis' transseksualiteit.
Net als dat het geval bleek bij somatoparafrenie kunnen misvormingen of mismatches in de SPL ook de symptomen van transseksuelen verklaren. Veel man-naar-vrouwtransseksuelen vertellen dat ze hun penis als iets overtollige beschouwen, of juist als overaanwezig en een indringer. Veel vrouw-naar-man¬transseksuelen vertellen dat ze zich een man voelen in een vrouwenlichaam; de meesten van hen hebben al sinds hun vroege jeugd een fantoompenis. Veel van deze vrouwen melden ook fantoomerecties. Bij beide groepen transseksuelen leidt de discrepantie tussen het interne, gespecificeerde seksuele lichaamsbeeld — dat nogal verrassend ook details bevat van de seksuele anatomie — en de externe anatomie tot een buitengewoon onbehaaglijk gevoel en een sterk verlangen om de mismatch te beperken.
Wetenschappers hebben aangetoond dat tijdens de ontwikkeling van het foetus verschillende aspecten van de seksualiteit tegelijk in beweging worden gezet: seksuele morfologie (de externe anatomie), seksuele identiteit (hoe je jezelf ziet), seksuele oriëntatie (tot welke sekse je je voelt aangetrokken) en het seksuele lichaamsbeeld (de interne representatie van de lichaamsdelen door je brein). Normaliter zijn die processen gedurende de fysieke en de sociale ontwikkeling in onderlinge harmonie en leiden ze tot een normale seksualiteit. Ze kunnen echter ook los van elkaar komen en leiden dan tot afwijkingen die het individu aan de ene of de andere uiterste kant van het spectrum van de normaalverdeling plaatsen.
Ik gebruik de woorden 'normaal' en 'afwijking' alleen in de statistische betekenis, waarbij wordt gekeken naar de totale menselijke bevolking. Ik wil niet impliceren dat dergelijke levenswijzen onwenselijk of pervers zijn. Veel transseksuelen hebben me verteld dat ze liever een operatie ondergaan dan dat ze zouden worden 'genezen' van hun verlangen. Als je dat vreemd vindt, moet je maar eens denken aan een hevige onbeantwoorde liefde. Zou je willen dat dat verlangen verwijderd werd? Er is geen eenvoudig antwoord."
Bron: 'Zo werkt ons Brein echt' - Vilayanur Ramachandran - Recensie: klik op deze link.
Ondertitel van het boek: 'Wat fouten in de hersenen ons leren'.
Wat Zelfkennis betreft: Bekijk het onderstaand filmpje en luister naar wat hij zegt over een geamputeerde arm en fantoompijnen. Noteer hoe het brein die arm bevelen tracht te geven, enzovoorts.
"Stop met lichaamsidentificatie, onthecht jezelf, en wordt meester over jouw voertuig...," schreef ik reeds herhaaldelijk. Tot op heden zijn er maar weinige lezers die me konden begrijpen. Velen hebben zelfs afgehaakt. Vooral, wanneer ik dingen schreef om het animale, instinctieve in onszelf te overstijgen. Beheers het, of blijf erdoor beheerst.
Maar, indien je goed naar Ramachandran's woorden luistert, zul je misschien kunnen in-zien hoe belangrijk het is om jeZelf van dat brein - en tegelijkertijd van dat lichaam (dat er slechts een verlengde van is) - te distantiëren. Nogmaals: je hebt dat lichaam, maar jijZELF... jij bent dat lichaam niet! Stel dus ooit eens de vraag: "Wie Ben Ik?".
Vraagje: wat is de conclusie die je uit het experiment van de spiegeldoos kunt trekken?