Wandberen is een andere naam voor wandluizen, of bedwantsen. In tegenstelling tot de meeste andere wantsen zijn bedwantsen vleugelloos. Indien ze zich niet zonet met bloed hebben volgezogen, is het lichaam papierdun en roodbruin gekleurd. Wandluizen hebben zich - voor zover dat bekend is - in voorhistorische tijden in Azië ontwikkeld, en zijn daarna de mens naar alle warme streken van de aarde gevolgd. In het Middellandse Zeegebied waren ze reeds in de oudste tijden bekend én verafschuwd. Omdat ze alleen gedijen in warme, droge gebieden, drongen wandluizen ons deel van de wereld pas binnen toen wij ze goedverwarmde woningen konden aanbieden
In de Nederlanden verschenen ze in de 17e eeuw, en als tegenprestatie werden ze snel zeer algemeen. Tot voor kort waren ze zeer zeldzaam geworden omwille van de betere hygiëne en het gebruik van synthetische pesticiden. Door het dagdagelijks internationaal transport van goederen en mensen worden ze tegenwoordig terug meer meegevoerd naar onze streken. In de warme landen, zoals in Amerika bijvoorbeeld, worden ze intensief bestreden. Er treedt echter meer en meer resistentie op tegen de gebruikte pesticiden
De bedwants is een klein insect niet groter dan 5 à 6 millimeter. De kleur is roodbruin tot bruin. Net vervelde exemplaren zijn lichter, maar kleuren bij. Het lichaam van deze parasiet is breed en sterk afgeplat. Net als vlooien, waar bedwantsen overigens niet mee verwant zijn, hadden bedwantsen ooit vleugels, maar hebben deze in de loop der tijden weer grotendeels verloren. De restanten zijn zichtbaar als twee kleine 'flapjes' achter het halsschild. Op het achterlijf zijn verticale rijen haren aanwezig, waardoor de wants gestreept lijkt.
Bedwantsen verspreiden zich naar aangrenzende woningen via scheuren en naden in muren of via doorvoeropeningen van leidingen. De verspreiding vindt echter ook in belangrijke mate plaats via bagage, transport van gebruikt meubilair en gebruik van sloophout uit gebouwen waarin bedwantsen aanwezig zijn.
De bedwants leeft van het bloed van mens en dier. Wandluizen zoeken hun bloeddonors uitsluitend op als ze hongerig zijn. Uitgeademde CO2 en lichaamswarmte trekken deze insecten aan. Tussen de maaltijden in zitten ze verscholen in geschikte schuilplaatsen in de nabijheid van het bed. Gebruikelijke schuilplaatsen zijn reten en scheuren in houtwerk, in zomen van beddengoed, houtverbindingen van bedden, onder tapijten, achter platen en het behang.
Het is mogelijk de schuilplaats te vinden. Hier zijn namelijk volwassen bedwantsen, nimfen, vervellinghuidjes, eitjes en uitwerpselen aanwezig. Bij het zoeken kunnen een zaklantaarn, een vergrootglas en een pincet, of schroevendraaier, handig zijn.
Als de wandluizen hongerig worden, komen ze uit hun schuilplaatsen tevoorschijn en gaan op zoek. Dit gebeurt meestal 's nachts, omdat ze lichtschuw zijn en meer kans hebben een prooi te ontmoeten. In dit geval: de slapende mens. De zintuigen van de bedwantsen zijn niet geschikt voor waarnemingen op grote afstand, maar binnen een afstand van ongeveer 10 cm worden ze geleid door de warmte-uitstraling van hun slachtoffer.
De bedwants prikt met zijn steeksnuit door de huid; deze bestaat uit een buisje dat bloed zuigt en een tweede dat verdovende en antistollende stoffen injecteert. Hierdoor voelt men de beet niet en stolt het bloed minder snel, wat de stroom op gang houdt totdat de wants genoeg heeft.
Een volwassen wandluis kan in de loop van tien minuten 5 maal zijn eigen gewicht aan bloed opzuigen. Dan waggelen ze volkomen volgegeten terug naar hun schuilplaatsen waar ze hun maaltijd verteren, paren en eieren leggen, totdat ze weer hongerig worden. Maar, als goede overlever kan die maanden zonder voedsel.
De beet van een bedwants is onmiddellijk merkbaar. De beet zwelt op en het slachtoffer heeft last van hevige jeuk. Personen die overgevoelig zijn voor de beten van een bedwants kunnen er zelfs ziek van worden indien zij vaak gestoken zijn.
De witgele eitjes worden in de schuilplaatsen gelegd, waar ze op de ondergrond worden vastgekleefd. In totaal worden er in een periode van 4 à 5 dagen een 200-tal gelegd, maar de aantallen hangen af van de temperatuur en de andere omstandigheden. De optimale temperatuur is 25 graden Celsius. Bij temperaturen beneden de 10 C worden er niets gelegd en gaan ze over tot een soort van winterslaap.
Jongen van wandluizen lijken op kleine uitvoeringen van de volwassenen. Ze vervellen 5 maal in de loop van hun ontwikkeling en hebben tussen iedere vervelling een bloedmaaltijd nodig.
Op alle websites lezen we: "Er kleeft één gunstig aspect aan de bedwants: het insect brengt, voor zover bekend, geen infecties over..." Maar, dan vergeten ze wel de 'Ziekte van Chagas' te vermelden, een soort van slaapziekte, waarvoor er tot op heden nog geen geneesmiddel bestaat.
Toegegeven: deze aandoening komt vooral in Zuid-Amerika voor, maar niets belet een besmette wandluis in iemands bagage te kruipen en mee te vliegen naar onze gewesten ...