Ruim zesduizend jaar geleden werd er al bier gedronken door ... de Egyptenaren. Dat blijkt uit geschriften en afbeeldingen, maar in feite is het bier al negenduizend jaar gekend en ligt de oorsprong in de wieg van de landbouw, namelijk: Mesopotamia. In dat vruchtbare land had de bevolking bij toeval ontdekt hoe je een drank kon maken door granen te laten gisten.
Osiris heeft de Egyptenaren het bier geschonken, zo wil het de overlevering, maar in feite genoten de onderdanen van de farao’s van een Mesopotamisch recept, dat in spijkerschrift werd teruggevonden. In het oudste gekende landbouwersdorp, Jarmo, lieten vrouwen gerstkorrels weken in water. Dat gaf een dikke brij waaraan ze verkruimeld brood toevoegden. De Sumeriërs noemden hun brouwsel ‘sikaru’ en dronken het door een strohalm.
Ramses III bezat een brouwerij die het bier leverde voor de tempels. In de tijd van Strabo (63 voor onze tijdrekening) werd een rythos genaamde biersoort in Alexandria algemeen gedronken. Pelusium, bij de mond van de Nijl, schonk een vocht dat de ‘Pelusische drank’ werd genoemd.
Nadien kwamen de Babyloniërs, die de eerste bierwetgeving invoerden. Prijs en moutgehalte werden nauwkeurig vastgelegd en wie knoeide moest in het eigen vat gaan zitten en drinken tot hij niet meer kon. In het Oude Egypte was bier als ‘gerstewijn’ zelfs de ‘nationale drank’ tijdens de regering van farao Unas, zo’n 4.400 jaar geleden.
De bierbrouwer zelf was een man van aanzien die vele voorrechten genoot. Hij was vrijgesteld van legerdienst en zijn brouwsel werd door de hogepriesters geofferd om de goden gunstig te stemmen.
Belangrijke Egyptenaren kregen bier mee in hun graf. Dat was onder meer het geval bij Ramses II, die ook al eens de farao-brouwer wordt genoemd. In Peluse, een klein dorpje en een brouwcentrum in de Nijldelta, zouden zelfs veertien soorten bier bestaan hebben: van vorsten - tot slavenbier. Van hieruit werd bier verscheept naar Griekenland en naar onze streken, waar het bekend geraakte als 'Corma'.