|
Evolutie: Schepping of toeval ? - Julien Hendrickx
|
|
Ik zal mijn argumenten, die naar mijn weten niet rechtstreeks door een van beide partijen is verwoord, op tafel gooien, en laat iedereen er het zijne uithalen. (Nota bene: Ik heb uiteraard niet alle boeken en meningen gelezen of gehoord in verband met dit onderwerp, en het is dus altijd mogelijk - en zelfs waarschijnlijk - dat deze argumenten onder de een of andere vorm al zijn verwoord. Maar ze zijn alleszins geen gemeengoed '€“ want, dan was ik ze in al die jaren al wel ergens tegengekomen.)
1. De aarde is letterlijk vergeven van ontelbare soorten levensvormen die zich op de onmogelijkste plekken een plaatsje hebben verworven, en hun onderlinge variatie grenst eveneens aan het ongelooflijke. Het wonder van de ontelbare soorten en hun variatie maakt van de gedoodverfde zin uit de evolutietheorie: '€˜Struggle for life'€™, een karikatuur. Het leven houdt zich in evenwicht, en het is zeker niet de bedoeling dat de ene soort de andere tracht te vernietigen om zelf te overleven. Dit zou zelfs absurd zijn en zijn eigen doodvonnis inluiden. Het is eerder zo dat het uit de hand gelopen egoïsme van de mens een gekleurde bril heeft gevormd waardoor hij het gedrag van andere levensvormen op dezelfde manier beoordeeld als zijn eigen gedrag waarvoor hij nagenoeg blind is. Men ziet wel de splinter in de ogen van de natuur, maar niet de balk in zijn eigen ogen.
2. Dat '€˜Struggle for life'€™ aan de basis van de steeds maar toenemende complexiteit zou liggen, is al even dwaas, want de mens zelf getuigt net van het tegenovergestelde. De hoogtechnologische ontwikkeling is er maar kunnen komen doordat de mens zich heeft ontrokken aan '€˜Struggle for life'€™. Als alle energie moest worden opgeëist voor overleving, dan zou er geen ruimte zijn voor creatie. Het leven getuigt van een immens creatief vermogen en ieder vermogen is ingebed en vind zijn plaats in het geheel of de organische gordel rondom de aarde. Deze gordel bestaat niet enkel en alleen voor zichzelf, maar heeft ook een wisselfunctie met de aarde en de maan die op hun beurt een wisselfunctie hebben met de rest van ons zonnestelsel, dat op zijn beurt weer een wisselfunctie heeft met ons melkwegstelsel, enzovoorts. De wetenschap gaat in haar verklaringen veel te mensgericht te werk en vergeet dat ook onze lichamen maar instrumenten zijn met een bepaalde functie in dit geheel. Het is toch absurd om bijvoorbeeld van de ene vis te zeggen dat hij overleeft doordat hij er over miljoenen jaren is gaan uitzien en zich is gaan gedragen als een blad of een rots, als er rondom honderden andere soorten vissen zwemmen die er uit zien als een gewone vis, en zich ook weten te handhaven zonder deze buitenissige vormen te moeten aannemen. En dit geldt voor iedere levensvorm. Je kunt allen maar besluiten dat de natuur niet enkel het leven wil in stand houden zonder meer, maar dat zij ook kunstzinnig te werk gaat en zelfs gevoel voor humor en het buitenissige aan de dag legt.
3. Met het vorige punt hebben we geraakt aan een wonderbaarlijk kenmerk van het leven, namelijk '€˜mimicry'€™. Een plant zorgt er bijvoorbeeld voor dat ze in haar bladstructuur de kleur, vorm en structuur van eitjes van een bepaalde vlinder imiteert, zodat de vlinder zijn eitjes niet meer op de bladeren van deze plant deponeert en de rupsen die uit deze eitjes groeien de bladeren niet meer kunnen opeten. Het onderste blad van een bijenorchidee heeft de vorm, kleur en structuur van een bij en verspreid de geur van een vrouwtjesbij om de mannetjes aan te trekken die op dit bloemblad landen en er mee trachten te copuleren. Dan treedt er een mechanisme in werking waardoor de orchidee haar stuifmeel loslaat op de rug van de bij. Inktvissen zijn ontzettend veelzijdige wezens. Zij kunnen de structuur van hun huid veranderen en hun lichaam is zo plooibaar dat het de vorm en structuur van een rots, een koraal of een plant kan aannemen. Ze veranderen ook hun kleur in overeenstemming met de kleur van het object dat ze imiteren en spuiten donkere inktwolken om hun vlucht te maskeren. Hun lichaam kan zo samengeperst worden dat zij door bijna onmogelijke kleine openingen kunnen en hun flitsende tong heeft meer dan één functie. Met hun zuignappen kunnen ze zich vasthechten aan gladde oppervlakten en elk van de acht tentakels heeft een apart brein waardoor ze zich op bizarre manieren kunnen voortbewegen of eigenaardige vormen ten toon spreiden. Ze kunnen zowel snel achteruit als voorwaarts bewegen door het opnemen, samendrukken en uitstoten van water, of door de golvende bewegingen van hun tentakels. Voor het hypnotiseren of verwarren van hun prooi laten ze stroboscopische kleurbanden lopen over hun kop en tentakels. In de duisternis kan hun lichaam bedekt zijn met '€˜bio-luminescentie- patronen'€™ waardoor ze eruitzien als een oplichtend juweel vol schitterende diamanten. Bij het overvallen van bepaalde prooien spreidt zich tussen hun tentakels ogenblikkelijk een vlies af zodat de prooi gevangen zit als onder een paraplu. In de diepzee waar volsagen duisternis heerst, leven er garnalen die als ze bedreigd worden vloeibaar licht afscheiden dat op enige afstand van hen lijkt te exploderen en de aanvaller in verwarring brengt en bedekt met deze lichtgevende vloeistof zodat hij zelf een zichtbare prooi wordt voor andere rovers. Er zijn in deze duistere diepten ook vissen die links en rechts infraroodstralers hebben die andere levensvormen rood doen oplichten. Deze vis neemt dus waar via infrarood, maar de andere levensvormen merken daar niets van. Er zijn parasieten die zich nestelen in slakken en het gedrag van de slak wijzigen zodat deze tegen haar overlevingsinstinct in, in volle zon goed zichtbaar boven op een blad gaat zitten. De parasiet nestelt zich in de voelhoorntjes op de kop van de slak, verkleurt deze en laat deze kleuren pulseren zodat ze er voor een vogel uitzien als wriemelende rupsen. Een vogel plukt de hoorntjes van de kop en de parasiet belandt in de maag van de vogel waarin hij zich kan voortplanten en wordt afgescheiden met de uitwerpselen van de vogel die in de wei belanden waar ze terug kunnen worden opgenomen door een slak. Zo is de cyclus terug rond. Op de bodem van sommige oceanen vind men glassponzen. Deze zien er uit als bananen gemaakt van witte kant. Ze bestaan voor 99 procent uit puur glas en hun glasvezels zijn horizontaal, verticaal en diagonaal harmonisch met elkaar verweven. Onderaan deze structuren leven dikwijls lichtgevende bacteriën waardoor de glasvezels oplichten in het duister. De wetenschap onderzoekt nu hoe het mogelijk is dat organismen in koud water van zand glasvezels kunnen maken die zo plooibaar zijn dat je er een lus kunt in leggen. Hetzelfde doen ze met spindraden, omdat de spin er in slaagt een draad te produceren die sterker en flexibeler is dan de sterkste staaldraad. Superlijm bestond al voor de mens er gebruik van maakte. Sommige vlinders leggen hun eitjes op een tak en heffen ze dan enkele seconden op zodat de kleverige draad die er zich aan bevind kan uitharden in de lucht. Zo bevinden de eitjes zich op regelmatige afstand van elkaar op een steeltje van verharde superlijm, zodat de mieren die over deze takken kruipen de eitjes niet opmerken. Het wiel, elektriciteit, echolocatie, licht, chemische motoren, elektromagnetische velden, chemische oorlogvoering, koelribben, straalmotoren, een waterdichte vuilafstotende en toch ademende huid, en nog ontelbare andere vernuftigheden, je vind het onder de een of andere vorm allemaal terug in de planten en dierenwereld. Deze zit vol met dit soort superintelligente oplossingen en onwaarschijnlijke hulpmiddelen die leiden tot bizarre vormen van samenwerking, razend knappe verdedigingssystemen, wonderbaarlijke voortplantingsmethoden en hoogtechnologische navigatiesystemen voor het zoeken naar geschikte voedselbronnen. Ik kan mij met de beste wil van de wereld niet voorstellen hoe deze systemen toevallig zouden kunnen zijn ontstaan volgens de mechanismen van de neodarwinistische evolutietheorie. Vele mensen zoeken het wonder in het paranormale en merken niet dat het werkelijke wonder zich ieder moment voor hun eigen ogen voltrekt. Als de mens zelf iets uitvindt of ontwerpt, dan beloont hij zijn vernuft met nobel- en andere prijzen; maar als de natuur laat zien dat zij hem in alles al voor was, en dat haar vermogens in de mens zijn samengebracht (de zesde scheppingsdag) om ze op een hoger plan te brengen, dan is hij plotseling blind en berust alles in de natuur (hem uitgezonderd, natuurlijk) op blind toeval.
4. Overeenstemming in DNA zegt niets over het wezen zelf. Iedere cel bestaat grotendeels uit water, maar het is niet dit water dat de aard van iets bepaald. Het is niet belangrijk dat een baksteen uit water en klei bestaat, maar dat hij de vorm heeft van een baksteen. Het kan ook ander materiaal zijn. Niet het materiaal is belangrijk, maar de vorm en het doel van deze vorm. Overeenstemming is niet het belangrijkste maar het verschil, en dat zit in de vorm en het doel. Het is het snuifje gist dat de cake doet rijzen. De brij zonder gist kun je bezwaarlijk een cake noemen. De genen zijn niet de dominante factor want hun gedrag wordt gestuurd door de grensvlakken van het milieu waarin ze verblijven.
5. De mens streeft naar mogelijkheden die ver buiten het domein liggen van zijn fysieke mogelijkheden. Vliegen en lang onder water vertoeven, behoren niet rechtstreeks tot deze mogelijkheid. Het innerlijke weten dat wij ten onrechte onderbewust of onbewust noemen, zegt de mens dat hij deze dingen uiteindelijk naar zijn hand zal kunnen zetten. Dit weten heeft geen uitstaans met wat wij gewoonlijk onder weten verstaan en ook niet met evolutie. Iets in de mens weet dat dit potentieel al aanwezig is en dat hij het alleen nog in de stof moet zetten om het fysiek te kunnen ervaren. Zo is het ook met het potentieel van de natuur. Iets kan niet uit niets ontstaan en dat geldt ook voor onze geestelijke vermogens. Fysieke ervaring is een expliciete uitdrukking van wat impliciet al is gegeven. De hersenen zijn geen '€˜tabula rasa'€™ die door zintuiglijke indrukken worden volgeschreven. Zij moeten eerder vergeleken worden met de inhoud van een zaad waarvan de ontwikkeling via de zintuiglijke indrukken de verschillende toestanden laat ontstaan die wij dan als fysiek ervaren en omschrijven. Zoals de inhoud van een zaad niet expliciet kan worden als het niet met de juiste uiterlijke omstandigheden in contact komt, zo kan de inhoud van de hersenen niet tot uitdrukking komen als de zintuigen worden beroofd van hun indrukken. Het is dus verkeerd om zich een eenvoudige oercel voor te stellen als iets zonder inhoud dat zich toevallig bevindt in een soort oersoep waarin zij zich moet ontwikkelen door de strijd aan te gaan met andere leeghoofdige oercellen. Als er geen inhoud is, wat moet er zich dan ontwikkelen? Je kunt toch onmogelijk aannemen dat door toevallige selectiedruk, kosmische bombardementen en andere toevallige, willekeurig en willoze factoren zonder bewustzijn of kennis, toch die eigenschappen kunnen ontstaan. De neodarwinistische evolutietheorie is te vergelijken met Baron von Munchhauzen die zich bevrijdde door zichzelf op te trekken aan zijn eigen haren.
|