ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Alles moet nog worden uitgevonden

Cordula Rooijendijk

Alles moet nog worden uitgevonden Type: Paperback
Uitgever: Olympus
Gewicht: 395 gram
Aantal Pagina's: 344
ISBN: 90-467-4404-3
ISBN-13: 978-90-467-4404-8
Categorie: Computers & informatica
Richtprijs: € 15

Korte Inhoud


In 'Alles moest nog worden uitgevonden' wordt de ontstaansgeschiedenis vastgelegd van een van de belangrijkste uitvindingen in de geschiedenis van de mens: de computer. Pioniers als Von Neumann en Alan Turing worden beschreven, samen met illustere voorlopers van onze huidige pc zoals de enigmamachine, een codeerapparaat dat van cruciaal belang was voor het verloop van de Tweede Wereldoorlog. Van gigantische, ronkende machines evolueerde de computer in relatief korte tijd tot het compacte apparaat dat in geen enkel huis of bedrijf meer ontbreekt en dat zaken als Windows, e-mail en internet onmisbaar heeft gemaakt.

Cordula Rooijendijk geeft voor het eerst een overzicht van de mensen en ontwikkelingen die voor deze revolutie gezorgd hebben.

Uittreksel


Blz. 9: Proloog

Maar ik weet niets van computers! dacht ik toen ik ontdekte dat ik per ongeluk op het verkeerde feestje was beland. Ik keek de kamer rond en kende de aanwezige jongens, maar dan van grotere gezelschappen, van feestjes met muziek en veel vrolijke mensen. Dit echter, en dat wist ik ook van die feestjes, waren de jongens die het altijd over computers leken te hebben, omdat dat hun werk was, en hun hobby. Een aantal van hen bouwde beveiligingssystemen voor computers, een paar hadden de eerste internetprovider van Nederland voor particulieren opgericht. Maar ik wist niets van computers, en snapte hun interesse ook eigenlijk niet. Dat mensen van koken konden houden begreep ik, of van poëzie of plantjes. Auto's alla. Maar computers? Het was 1995, en ik had er niet eens een. Ik ging stadsgeografie studeren, over mensen in steden en de relatie daartussen. Een paar keer had ik achter een computer gezeten, met de dramatische gevolgen van dien. Als kind speelde ik eens Pacman, op de spelcomputer van een vriendje, op een kinderpartijtje. Hypernerveus was ik er van geworden en zo erg, dat ik van iedereen verloor, zelfs van het drie jaar jongere zusje. Op de middelbare school had ik een handjevol 'computerlessen' gehad, op de zes computers die onze school toen telde. Die kregen we van onze leraar Nederlands, die verder ook niets wist van computers en maar een beetje hopeloos toekeek hoe ik worstelde met simpele programmaatjes om sommetjes op te lossen als tel 2 op bij 3, waarna mijn computer genadeloos crashte, omdat het ding een eigen wil leek te hebben, een die anders was dan die van mij. Kortom, ik wist niets van computers, en dus dacht ik erover maar weer naar huis te gaan, toen ik het feestje met al die computerliefhebbers was binnengewandeld.

Maar het was aangenaam warm in de kamer, en buiten was het koud en nat. Een peertje verspreidde een groen licht in een hoek, in een andere hoek van de ruimte scheen een wit gekapte schemerlamp, en in de vensterbank stond een oranje lavalamp flinke bubbels te blazen, naast een wat uitgedroogde paprikaplant. Op de achtergrond klonk Pink Floyd, zojuist verwisseld voor muziek van The Rolling Stones. De aanwezigen zaten in een kring in kleermakerszit, de schoenen waren uitgetrokken. Ze droegen vale spijkerbroeken en slobber-T-shirts. Midden in de kring, op de vloer, lagen warme pizzapunten in kartonnen besteldozen. Rondom de dozen stond een ontelbare hoeveelheid blikjes cola light, en Jolt Cola - met extra veel cafeïne. Niemand vond het erg dat ik er was, integendeel, ik werd hartelijk verwelkomd. En dus nam ik een pizzapunt en nestelde me in een hoek op een dik groot kussen.

Ze hadden het inderdaad over computers. En waar ik normaal gesproken op een feestje naar een ander gezelschap was gewandeld, werd ik nu min of meer gedwongen te luisteren. Al snel besefte ik voor het eerst van mijn leven dat het mogelijk is een discussie in je moerstaal te volgen en er toch geen zier van te begrijpen. Soms debatteerden ze een uur lang over technologische details, in een jargon waarvan ik alleen de lidwoorden verstond. Een wonderlijke ervaring.

Af en toe werd het taalgebruik wat minder technisch van aard, en kon ik de hoofdlijnen van een onderwerp volgen. Zo filosofeerden ze op een gegeven moment over hoe toekomstige computers eruit moesten zien. Zou het lonend zijn een computer te bouwen die nooit last zou hebben van defecten of crashes? Iemand stelde dat mensen nu eenmaal graag een excuus hebben om even koffie te kunnen drinken, of roddels door te spreken. Hij dacht niet dat mensen blij zouden zijn met zo'n perfecte computer. Daarna kwam het onderwerp internet ter sprake. Steeds meer mensen gingen internet op, ook commerciële bedrijven nu zelfs. Wat zou de toekomst zijn van internet? Hoe moest dat zich ontwikkelen? Daarna verzandde het gesprek weer in technisch jargon, en zat er voor mij niets anders op dan te luisteren naar die onbegrijpelijke woorden en een beetje rond te kijken, naar hen te kijken.

Ze zijn wel erg eigenzinnig, dacht ik op een gegeven moment. Ze leken het werkelijk over niets eens te zijn, als een soort basisprincipe. Soms werden ze het wel eens, bijna, maar pas na heel erg lang debatteren. Met vuur verdedigden ze hun standpunten, verhieven hun stem en stelden dat de ander onzin sprak. Soms zochten ze dingen op, en kropen achter een laptop of achter een computer die langs de wand stond. Ook vanachter hun computers vervolgden ze hun discussie, fel en eigenzinnig, met hun gezichten gehuld in blauwig beeldschermlicht. En dat ging maar door. Wat zijn ze eigenlijk gedreven, dacht ik. De avond ging over in de nacht, maar ze bleven vol overgaaf discussiëren over hun bedenksels, geestdriftig tot de morgen viel, zonder ook maar een spoortje vermoeidheid te tonen. Ik werd steeds verbaasder. Hoe was het mogelijk om zo lang over computers te discussiëren? Hoe was het mogelijk daar zo enthousiast over te zijn? Ik begreep er niets van. En werd hopeloos nieuwsgierig.

Vanaf die avond schuifelde ik op de vele feestjes die nog zouden volgen, altijd even naar dit clubje jongens toe. Wat was dat toch, met die computers, waarom waren die zo interessant? Ik probeerde te ontcijferen waarover ze spraken, en nog meer waarom ze zo enthousiast waren. Ik sprak met hen, en ze vertelden over zichzelf, over hun werk, hun verleden, hun kinderjaren, over hoe ze van kinds af aan al geïnteresseerd waren geweest in techniek. Jaren gingen voorbij. Ik kocht zelf een computer, en leerde er eindelijk mee werken. Ik vroeg een e-mailaccount aan, bij de provider die door een paar van de jongens was opgericht. Ik ging e-mailen, zocht informatie op internet, schreef papers voor mijn studie op mijn computer, en begon in elk geval het nut van computers te begrijpen. Maar de gedachte er een boek over te willen schrijven kwam pas in 2005.

Begin 2005 las ik een biografie over Alan Turing. Alan Turing bouwde in de jaren veertig en vijftig al computers. Ik las over zijn leven, over hoe hij was als kind, en hoe hij werd als volwassene. Ik las over zijn felle discussies met vrienden, over hoe gepassioneerd hij was door computers. Ik las over Alan Turing, maar soms was het net alsof ik las over die jongens die ik kende, de jongens die ook aan computers bouwden, en computernetwerken. Toen begon het te ratelen in mijn hoofd.

Natuurlijk bestonden er meer computerpioniers. Wie waren dat, en leken ze ook zo op elkaar? En waar waren ze nu precies zo enthousiast over? Wat voor computers bouwden ze dan, en wat was daar zo leuk aan? Over buitenlandse pioniers en hun uitvindingen was wel wat geschreven, en die boeken verslond ik als ware het bonbons. Maar over Nederlandse pioniers was maar heel weinig informatie te vinden. Ik kende er slechts een paar. Wie waren de anderen? Wie hadden ervoor gezorgd dat ik het nu volstrekt normaal vond om te internetten, en om papers te schrijven op mijn computer? Wanneer was het allemaal begonnen in Nederland? Wanneer werd de eerste computer in Nederland gebouwd, en de tweede, en de derde? Wie hadden dat gedaan, zouden ze nog leven? Zouden ze lijken op de jongens die ik kende, op Alan Turing?

De vragen stapelden zich op, en ik wilde de antwoorden vinden. Ik wilde een boek schrijven over de computergeschiedenis van Nederland. Maar ik twijfelde. Want ik wist niets over computers.

Geert Mak haalde me over de streep. `Ik zou het maar doen als ik jou was: zei hij, terwijl hij tegenover me zat met een kop koffie, knikkend. En zo begon ik. Ik startte mijn computer, en begaf mij op internet, naar digitale bibliotheken, archieven, pioniers, op zoek naar het begin, het begin van de Nederlandse computergeschiedenis.

Recensie

door Tsenne Kikke
'Alles moest nog worden uitgevonden' luidt de titel van een wervelend boek over de geschiedenis van computers in Nederland in de periode 1940-2000. Het is een echte pageturner: spannende jongensverhalen over hete breinen en ratelende kaarten zuigen je mee in de wordingsgeschiedenis van computers. Enigszins vreemde maar lieve jongens soldeerden onder het genot van chips en cola aanvankelijk kamergrote, maar gaandeweg steeds kleinere computers en tenslotte modems in elkaar. Het boek is chronologisch opgebouwd: achtereenvolgens behandelt Rooijendijk de geschiedenis van de enigmakrakers in de oorlog, de eerste elektronische computer (eniac), de eerste commerciële elektronische computer (univac), de eerste elektronische computers in Nederland (arra, zebra, peter), de Personal Computer, en de opkomst van internet.

Pioniers als Von Neumann en Alan Turing worden beschreven samen met illustere voorlopers van onze huidige pc als de enigmamachine, een codeerapparaat dat van cruciaal belang was voor het verloop van de Tweede Wereldoorlog. Van gigantische, ronkende machines evolueerde de computer in relatief korte tijd tot het compacte apparaat dat in geen enkel huis of bedrijf meer ontbreekt en dat zaken als Windows, e-mail en internet onmisbaar heeft gemaakt. Cordula Rooijendijk geeft voor het eerst een overzicht van de mensen en ontwikkelingen die voor deze revolutie gezorgd hebben.

D e inhoud van het boek is iets té lang, gewoonweg omdat er veel dingen in staan die we ook elders lezen. Zo na 200 bladzijden begon de zoveelste beschrijving over de cola drinkende en chips etende baardsandaal vragen op te roepen. Ook is het in wezen iets té oppervlakkig.

Vanuit het oogpunt van de geschiedwetenschappen is het belangrijkste euvel van dit boek dat het het niveau van pioniersgeschiedenis niet overstijgt (wat het boek ook niet pretendeert overigens). Elk nieuw specialisme - en computerbouw/informatica is er zo een - kent een fase waarin de pioniers reflecteren op hun eigen geschiedenis: de pioniersgeschiedenis. Hoewel Rooijendijk zelf van een nieuwe generatie is, is ze er niet in geslaagd deze pioniersgeschiedenis te overstijgen. Ze vertelt de verhalen van de pioniers zelf - maar dan wel oneindig veel beter dan de pioniers het tot nu toe zelf ooit gedaan hebben. Dit boek is geschreven vanuit een fascinatie voor nerds. Hún jongensverhalen heeft ze gloedvol vertolkt.

Inhoudsopgave

Inleiding
1. Over Alan, Max, Tommy, Agnes, Adam en Eva
2. Over Carel, Jan, Willem, de lappenpop, de schildpad, schaakster PTERA en het Mirakel van Amsterdam
3. Over praten met elkaar, muziek en de liefde
4. Moord
5. Unieke en gekloonde huisgenoten
6. Wat eraan vooraf ging
7. Bits en bytes op wereldreis
8. Computers in sluizen, huizen en harten

Koop dit boek bij


Bestellen
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht