Originele titel: La Regenta
Clarin
|
Type:
|
Hardcover
|
Uitgever:
|
Prometheus
|
Gewicht:
|
1000 gram
|
Aantal Pagina's:
|
696
|
ISBN:
|
90-446-0935-1
|
ISBN-13:
|
978-90-446-0935-6
|
Categorie:
|
Romantiek
|
Richtprijs:
|
€ 29,95
|
Korte Inhoud
La Regenta is, na Don Quichot, de belangrijkste roman uit de Spaanse literatuur. Dit prachtige liefdesverhaal speelt zich rond 1875 af in Noord-Spanje. Ana Ozores heeft alles: een rijke echtgenoot, eeuwige schoonheid en een hoge status in haar woonplaats Vetusta. Maar gelukkig is ze niet. Haar man steekt al zijn tijd in zijn hobby's en laat Ana aan haar lot over. De jonge vrouw raakt bevriend met haar biechtvader Don Fermín. Hoewel zij hun relatie zelf een 'zielsverwantschap' noemen, lijkt er meer aan de hand te zijn. En wanneer er nóg een man in het spel komt, zijn de gevolgen niet meer te overzien. Het boek is uitstekend vertaald.
Uittreksel
Blz. 5: De heroïsche stad hield siësta. Een warme, luie zuidenwind blies tegen de grijswitte wolken die uiteenrafelden in hun vlucht naar het noorden. In de straten klonk alleen het knarsende geluid van dwarrelende zandkorrels, lapjes, strootjes en stukjes papier die van goot naar goot, van stoep naar stoep fladderden en krijgertje leken te spelen, als vlinders die elkaar zoeken en weer ontvluchten, tot de lucht ze opneemt in haar onzichtbare plooien. Als zwermen straatjongens schoolden ze samen, die kruimels afval, die ondefinieerbare restanten, rustten dan even alsof ze sluimerden en sprongen overhaast weer op en stoven uiteen: sommige klommen langs de muren omhoog tot het trillende glas van de lantaarns, andere tot de slordig bevestigde aanplakbiljetten op de straathoeken en een veertje bereikte zelfs de derde verdieping, terwijl een enkele zandkorrel voor dagen, of jaren, aan een etalageruit bleef vastzitten, achter een raamlood.
Vetusta, die zeer adellijke, rechtschapen stad, in een lang vervlogen eeuw hofstad, verteerde de soep en de stoofpot en hoorde, rustend in haar slaap, het eentonige, vertrouwde gegons van de vesperklok, die hoog in de slanke toren van de Heilige Basiliek weerklonk. De toren van de kathedraal, een romantisch gedicht in steen, een delicate hymne, met zijn zoete lijnen van een verstilde, eeuwige schoonheid, was een product van de zestiende eeuw, al was men er eerder aan begonnen; de stijl was gotisch, maar het ging, dat moet gezegd, om een gotiek die was getemperd door een voorzichtige, op harmonie gerichte aanpak, waardoor de ordinaire overdrijvingen die deze bouwstijl kenmerken in toom waren gehouden. Je kon uren en uren kijken naar die ten hemel gerichte, stenen vinger; het was niet zo'n toren waarvan de spits zo dun is dat hij bijna breekt, die eerder spichtig is dan rank, of onecht als kokette juffers die hun cornet te strak aansnoeren; hij was massief zonder ook maar iets in te boeten aan spirituele grandeur, en hij verhief zich als een onneembare burcht tot aan de tweede trans, een sierlijke balustrade, om vandaar verder te gaan in de vorm van een piramide met bevallige hoeken, onnavolgbaar qua afmetingen en verhoudingen. Als een bundel spieren en zenuwen wentelde steen zich om steen en klom de toren omhoog en probeerde als een koorddanser in de lucht zijn evenwicht te bewaren; en op een kalkstenen punt balanceerde als een wonder van jongleerkunst een als het ware gemagnetiseerde, vergulde bronzen bol en daarop weer een kleinere bol en daarop een ijzeren kruis dat overging in een bliksemafleider.
Wanneer het kapittel bij belangrijke plechtigheden de toren liet verlichten met kleurige lampionnen en lantaarns, zag dat romantische gevaarte er, zoals het zich in de duisternis profileerde, goed uit; maar het verloor in die feesttooi de onuitsprekelijke elegantie van zijn silhouet en nam de contouren aan van een enorme champagnefles. Je kon er beter naar kijken bij helder maanlicht, wanneer het met zijn aureool van sterren tegen een zuivere hemel afstak en zich plooide in lichte en donkere plekken, als een reusachtig spook dat waakte over de kleine, smoezelige stad die aan zijn voeten sliep.
Bismarck, een beruchte schelm in Vetusta, om onbekende redenen door zijn omgeving zo genoemd, greep het versleten touw dat vastzat aan de machtige klepel van Wamba, de grote klok die de zeer eerbiedwaardige kanunniken, het kapittel van de kathedraal met zijn uitgelezen kwaliteiten en privileges, opriep tot het koorgebed.
Bismarck was hulpje op de postkoets, hij was van de zweep, zoals in Vetusta mensen met zijn beroep werden aangeduid; maar zijn hart ging uit naar klokketorens; en dank zij de speciale toestemming van Celedonio, een kerkuil die bij de mis hielp en als beiaardier optrad, zij het al evenmin in vaste dienst, viel de beruchte zweephanteerder enkele dagen de eer ten deel om het eerbiedigwaardig kapittel te mogen wekken uit zijn gelukzalige siësta en op te roepen tot het gebed en de koorzang, die tot zijn specifieke taak behoorden.
Het postrijdertje, normaal gesproken een vrolijke, baldadige grappenmaker, bediende de klepel van Wamba met de ernst van een goedgelovige Romeinse priester die de toekomst uit de ingewanden afleest. Als hij het angelus liet kleppen, zoals de uitdrukking luidt, voelde Bismarck iets van de waardigheid en verantwoordelijkheid van een klok.
Celedonio, die zijn lichaam in zijn zwarte, vuile, versleten toog had gestoken, was schrijlings in een raam gaan zitten en spuwde smalend vanuit zijn mondhoek op het kleine plein; en als hij daar zin in had gooide hij steentjes naar de toevallige, zeldzame voorbijganger, die in zijn ogen het formaat en belang van een kleine muis had. De hoogte steeg de schelmen naar het hoofd en boezemde hun een diepe minachting voor aardse aangelegenheden in.
'Kijk, daar heb je de Bofkont, die zegt dat hij meer kan dan ik!' zei de misdienaar, terwijl hij de woorden bijna uitspuwde; en hij gooide een halve gepofte, inmiddels verrotte aardappel in de richting van een kanunnik, zonder dat hij gevaar liep hem te raken.
'Wat verbeeldt hij zich wel!' antwoordde Bismarck, die Celedonio in de klokketoren meestal naar de mond praatte, maar hem op straat als een stuk vuil behandelde en hem met bruut geweld de sleutels ontfutselde om boven de klok te kunnen luiden. 'Jij kan meer dan alle andere koetsiers, behalve ik.'
'Omdat jij vals speelt, ja, en groter bent ... Maar goed, wil je dat ik de kanunnik-theologaal, die nu naar binnen gaat, raak?'
'Herken jij hem dan van hier af?'
'Natuurlijk, sukkel; ik herken hem aan de manier waarop hij met zijn mantel zwaait ...'
Recensie
door
Tsenne Kikke
Spanje, tweede helft van de negentiende eeuw. In Vetusta - gemodelleerd naar de provinciehoofdstad Oviedo - woont La Regenta: de jonge, naïeve en beeldschone vrouw van een gepensioneerde rechter. Door haar onbevredigende huwelijk, onverwerkte jeugdtrauma's en de romantische en mystieke literatuur die ze leest, ontwikkelt ze een rijke, maar gevaarlijke fantasiewereld.
De schoonheid en charme van La Regenta doen, zonder dat zij dit aanvankelijk beseft, een heftige strijd ontbranden tussen de twee belangrijkste mannen van Vetusta. Don Fermin is de knappe machiavellistische geestelijke die, aangemoedigd door zijn ambitieuze moeder, als een tiran over het bisdom heerst. Zijn rivaal is Don Alvaro, de man die politiek de touwtjes in handen heeft. Hij heeft uit ijdelheid zijn zinnen op La Regenta gezet: zij is de enige vrouw die hij nog niet heeft kunnen veroveren.
Clarins gecompliceerde heldin is een van de grote vrouwelijke personages uit de negentiende-eeuwse romanliteratuur, te vergelijken met Madame Bovary. Bovendien schetst Clarin - pseudoniem van Leopoldo Alas [1852-1901] - een bijtend portret van een samenleving: de stad Vetusta, symbool van het benepen, zelfgenoegzame en perverse Spanje. Het boek stuitte bij verschijnen op veel weerstand en het heeft bijna een eeuw geduurd voordat 'La Regenta' eindelijk werd beschouwd als de grootste negentiende-eeuwse roman van Spanje.
696 bladzijden in zeer kleine druk, betekent, dat je er wekenlang plezier aan zult beleven. :-)
|