Kees Postma
|
Type:
|
Paperback
|
Uitgever:
|
Kok
|
Gewicht:
|
200 gram
|
Aantal Pagina's:
|
144
|
ISBN:
|
90-435-3795-0
|
ISBN-13:
|
978-90-435-3795-7
|
Categorie:
|
Spiritueel
|
Richtprijs:
|
€ 16,99
|
Korte Inhoud
In ‘De retraite’ stelt Kees Postma het voorgangerschap aan de kaak, met zelfspot en humor met een scherp randje.
David, een vermoeide voorganger, verbaast zich regelmatig over de christelijke cultuur, de kerk en alles wat daarbij hoort. Voortdurend speelt de volgende vraag door zijn hoofd: ‘Should I stay or should I go?’ Ten einde raad besluit hij een retraite te gaan volgen in Ierland, samen met andere opgebrande herders uit verschillende denominaties. Diepe geestelijke lessen en knotsgekke situaties wisselen elkaar af. In dit boek wordt duidelijk dat een herder ook maar een schaap is, en dat om jezelf kunnen lachen even helend kan zijn als een gereformeerde drietrapsraket vanaf de preekstoel.
Uittreksel
Wie ben ik?
Voor ik je deelgenoot maak van mijn Ierse avontuur is het wellicht interessant om te vertellen hoe het zover heeft kunnen komen dat ik een sabbatical nodig had.
Ik ben zevenenveertig jaar geleden geboren, en daarna getogen in een Drents arbeidersdorp waar een dubbeltje nooit een kwartje zal worden. Toen bleek dat ik redelijk mee kon komen op school waren de verwachtingen vrij hoog gespannen. Tijdens feestjes thuis werd mijn familie, bestaande uit generaties turfstekers en grondwerkers, regelmatig op de hoogte gebracht van mijn uitmuntende schoolresultaten: `Deze gaat het ver schoppen. Als hij zo doorgaat, hoeft hij niet zoals wij het geld op zijn knieën te verdienen.' Mijn twaalfjarige schouders waren wellicht nog iets te broos om die verwachtingen aan te kunnen, al wist ik, diep vanbinnen, dat hun liefde zou blijven, ook als ik wel met mijn handen de kost moest verdienen.
Het waren desalniettemin verwachtingen waar ik onbewust aan probeerde te voldoen, ook later in mijn geestelijk leven. Na mijn Damascusbekering in mijn achttiende levensjaar werd ik al vrij snel op een geestelijk paard getild en deelde ik vanaf menige preekstoel mijn getuigenis én het evangelie dat mijn hart zo had geraakt. Ik begon te geloven dat God mij kon gebruiken binnen zijn koninkrijk. Anderen zagen dat ook en tilden mij op een nog groter paard. Een jaar daarvoor had ik Moniek leren kennen, ook zij gaf haar 'ja' aan God en voor sommigen veel te vroeg stapten we, op zijn tijd, in het huwelijksbootje, beiden net twintig.
Ik begon telkens sterker te geloven dat ik een kwartje aan het worden was. Ik ervoer een goddelijke roeping, nam mijn gezin mee de zending in, ging naar het seminarie en dit alles kon niets anders betekenen dan dat de Almachtige het zonder mij niet kon bolwerken, toch? Ik voelde mij de verpersoonlijking van Psalm 1:3: 'Alles wat hij doet komt tot bloei.' God wist vast dat net geplante bomen nog niet zoveel tegenwind aankunnen.
De minderwaardigheid uit mijn dorpscultuur maakte, mede door de roze wolk, plaats voor misplaatste hoogmoed: hoe meer meters ik maakte in de bediening, met name op een podium, hoe meer ik in mijzelf ging geloven en hoe meer ik de eer en complimenten van mensen nodig had om me gelukkig te blijven voelen.
Tijdens mijn wittebroodsweken in de gemeentes te Zwolle, Sint Maartenszee en nu in Barger-Compascuum ontving ik volop de broodnodige bevestiging van de kuddes die mij unaniem hadden aangetrokken als hun nieuwe alleskunner. In die eerste maanden werd ik overal op handen gedragen en met de borst vooruit reeg ik mijn preken aaneen als een net aangetrokken centrumspits die zijn team naar promotie ging leiden. Als iemand mij toen had gevraagd: 'David Keizer, wie ben je?', dan had ik met trots kunnen zeggen: 'Eens was ik blind, maar nu word ik gezien.'
Toch moet ik tot mijn spijt erkennen dat de monden die complimenten zaaiden daarmee ook onbedoeld zand in mijn ogen strooiden. Ik begon mijn identiteit te ontlenen aan mijn rol als voorganger. Ik was Gods werknemer geworden, niet langer zijn beminde. Ik was een stuk gereedschap in zijn kist, niet langer een kind op zijn schoot. Om met Jesaja 10:15 te spreken: de bijl schepte op tegen degene die ermee hakt, de zaag verhief zich boven wie hem hanteert.
De eerste scheurtjes werden zichtbaar toen ik mijn eerste uitschrijving kreeg te verwerken. Zuster Van Kippersluis uit Zwolle was zo verbolgen over het feit dat ik haar niet had gegroet tijdens de bonte avond van de plaatselijke voetbalvereniging dat ze zich liet uitschrijven. Hoewel ik probeerde haar duidelijk te maken dat het onmogelijk was om haar te herkennen in haar Teletubbie-outfit, was het kwaad al geschied. Welk schaapje zal de volgende zijn? Daar ging ik 's nachts wakker van liggen. Zelfs Moniek slaagde er niet in om mijn relativeringsvermogen aan te boren.
Mijn stille tijd bestond de laatste jaren steeds vaker uit preekvoorbereiding, mijn voorbede was exclusief bestemd voor de staar, nieuwe heupen, knikplatvoeten en andere gebreken van mijn parochianen in Barger-Compascuum. Preken werden technisch begaafde driepunters, omlijst door anekdotes en een concrete toepassing. Het evangelie werd iets wat ik kon uitleggen, maar hoog op mijn paard gezeten dacht ik dat ik er zelf niet uit hoefde te leven. De innige liefdesrelatie tussen de Vader en zijn kind gleed af naar iets wat op zijn best nog leek op een passieloos huwelijk waarin men eerder als broer en zus met elkaar leeft dan als man en vrouw. Hoogmoed kwam ook bij mij voor de val.
Die val voltrok zich, door de jaren heen, in slow motion. Buiten het zicht van anderen. Geen overspelige relatie met een gemeentelid, machtsmisbruik of het achteroverdrukken van de collectegelden. Geen openbare woede-uitbarstingen, theologische missers of politieke spelletjes. Nee, kennis over God won het simpelweg van het kennen van God. Academisch intellectueel christendom overwon de lange wandelingen en uren van gebed die ik eerder samen met Hem doorbracht. Het gebrek aan levende gemeenschap met Christus maakte mij tot iemand met een hoofd vol kennis en een hart zonder vreugde.
De bediening werd een last, mensen werden een last en langzaam ontstonden de scheurtjes in mijn zorgvuldig geboetseerde buitenkant. Ik kende de spelregels, onderwees ze met verve, maar was allang gestopt met spelen: mensen werden groot en God werd klein.
Ik begon horizontaal te zoeken wat mij verticaal allang was gegeven: geborgenheid, acceptatie, liefde, bevestiging, vergeving - kortom Amazing Grace.
Ik had mezelf wijsgemaakt gearriveerd te zijn. Ik was Hilbert van der Duim die in 1981 de handen omhoog hief terwijl hij nog een ronde door had moeten schaatsen. Ik had immers al tweemaal eerder successen mogen vieren, tijdens mijn periodes in Zwolle en Sint Maartenszee. Wie kon mij nog iets maken? Ik was het kwartje geworden dat men wilde dat ik zou worden, dacht uitgestegen te zijn boven de rest. Ik had mij losgetrokken uit het veen waarin de generaties voor mij vastgezogen waren, zonder te weten dat ik in een nog dieper moeras was terechtgekomen. Het schaap met vijf poten stond aan de vooravond van een amputatie. Dat was misschien wel nodig ook: het kwartje moest vallen.
Als je mij vandaag, een dag voor vertrek, zou vragen: 'David Keizer, wie ben je?', dan zou ik het antwoord schuldig moeten blijven...
Recensie
door
Tsenne Kikke
‘Hilarisch en pijnlijk herkenbaar. Geniet van dit kostelijke boek en wees lief voor uw voorgangers en predikanten.’ - Henk Stoorvogel
‘Heerlijke humor met diepgang. Humor die spiegelt en stimuleert! Een grote aanrader.’ - Rob Favier
‘Voor elke zich (te) serieus nemende predikant, voorganger, geestelijk leider, missionaris, kerkplanter, aanbiddingsleider die wil groeien in genade is dit verhaal een waardevolle spiegel.’ - Arie de Rover
|