|
Bijbelse Theologie Deel II, 2 Sjemot
|
|
Frans Breukelman
|
Type:
|
Paperback
|
Uitgever:
|
Kok
|
Gewicht:
|
880 gram
|
Aantal Pagina's:
|
554
|
ISBN:
|
90-435-1705-4
|
ISBN-13:
|
978-90-435-1705-8
|
Categorie:
|
Christendom
|
Richtprijs:
|
€ 39,9
|
Korte Inhoud
Sjemot, Hebreeuws voor 'Namen, is één van de kernbegrippen uit de taal van de Bijbel. De titel van dit boek is erdoor geïnspireerd. In de geschiedenis die de Bijbel vertelt doet iedereen mee krachtens haar of zijn Sjem (Naam). In de Naam is iemand met heel haar wezen present. Deze uitgave is dus geen commentaar op het tweede boek van Mozes in de Hebreeuwse Bijbel, dat overeenkomstig zijn beginwoorden Sjemot genoemd wordt.
Dit boek is een studieboek. Breukelman sprak graag over 'werkschrift', of 'cahier'. Wie geen Hebreeuwse en/of Griekse karakters kent zou zich daar niet door af moeten laten schrikken. Veel is getranscribeerd. Bijgevoegde vertaling zorgt altijd voor duidelijkheid. Interesse voor wat de Bijbeltekst biedt en enige volharding volstaan om rijke beloning te kunnen ontvangen.
Uittreksel
Blz. 286: Hiëronymus' formulering van het grondbeginsel van Bijbelvertaling:
Op vele plaatsen van zijn werken - in de brieven, in de commentaren, in de prefaties bij zijn vertalingen der bijbelboeken - treffen wij passages aan, waarin Hieronymus zich over zijn arbeid als bijbelvertaler uitspreekt. Onder al die werken is er echter één, dat in zijn geheel aan dit onderwerp is gewijd. Het draagt dan ook de titel 'De optimo genere interpretandi' [over de beste wijze van vertalen]. Het is de Epistola 57 Ad Pammachium.
In deze naar Rome gezonden verhandeling beschrijft Hieronymus de wijze waarop hij te werk gaat bij het vertalen van de Hebreeuwse bijbel in het Latijn om met vele argumenten deze werkwijze te verdedigen tegen de aanvallen, die zijn arbeid vanuit heel het Latijnse Westen te verduren kreeg. Gelijk nu Martin Buber al wat hij over zijn arbeid als bijbelvertaler geschreven had in één zin kon samenvatten om in die éne zin ons de allerkortste formulering van het door hem toegepaste grondbeginsel van bijbelvertalen te doen horen, zo heeft nu ook Hieronymus in een brief aan Augustinus uit het jaar 404 in één zin heel de inhoud van 'De optimo genere interpretandi' samengevat, en ook nu weer krijgen we in deze éne zin de allerkortste beschrijving van het grondbeginsel van bijbelvertalen te horen, nu echter geformuleerd volgens de opvatting, die Hieronymus daarvan had.
Deze opvatting was een andere dan die van Buber. De omschrijving luidt namelijk als volgt: 'QUOD INTELLEGIBAMUS EXPRESSIMUS - sensuum potius veritatem quam verborum interduro ordinem conservantes.'
'Wat we ervan begrepen, hebben we tot uitdrukking gebracht, waarbij we liever de waarheid van de betekenissen dan soms de (volg)orde van de woorden behielden.'
In de Praefatio in Librum Job uit het jaar 393 zegt Hieronymus met betrekking tot de reeds gereedgekomen vertalingen van boeken der heilige Schrift: 'hoc unum scio, non potuisse me interpretari, nisi quod ante intellexeram', 'we moesten een bijbelse tekst eerst begrepen hebben, voordat we hem konden vertalen'. Hadden we echter begrepen wat de bijbelse spreker met zijn Hebreeuwse woorden bedoelde te zeggen, dan was dat het - dus: 'quod intellegibamus' - wat wij in goed Latijn geprobeerd hebben tot uitdrukking te brengen - 'quod expressimus'.
Het was echter beslist niet ons streven om met Bogerman, Baudartius en Buber vooral toch maar te 'blijven bij de woorden, ende ordre der woorden des Hebreeuwschen Texts, so na ende naeuwe alst ons eenichsins is mogelijk geweest'. Integendeel! We hebben eerder ('potius') de 'verborum ordo' [de (volg) orde der woorden] van de oorspronkelijke tekst in de Latijnse vertolking gaarne willen loslaten, zo dikwijls als dat nodig bleek om het in de Hebreeuwse teksten werkelijk bedoelde - de 'sensuum veritas' - in het Latijn te kunnen vasthouden. Wanneer we namelijk poogden om wat we begrepen hadden zo goed mogelijk tot uitdrukking te brengen, dan deden we dat 'sensuum potius veritatem quam verborum interdum ordinem conservantes' [liever de waarheid van de betekenissen dan soms de (volg)orde van de woorden behoudend].
In dit tweede gedeelte van de zin is er een merkwaardige spanning tussen de twee bijwoorden 'potius' [liever] en 'interdum' [soms]. Als je het één 'liever' doet dan het ander, waarom doe je het dan 'soms' en niet 'altijd'? Bij de bespreking van De optimo genere interpretandi zullen we horen, dat het karakter van de bijbelse teksten het Hieronymus onmogelijk maakte om wat hij 'liever' deed ook 'altijd' te doen.
We beseffen, dat deze opvatting van het grondbeginsel van bijbelvertalen een heel andere is dan die van Buber en van Gomarus en Baudartius. In de instructie van de Dordtse vaderen hoorden we het woord 'behouden' klinken, en in de omschrijving van Hieronymus het woord 'conservare'. Waarin precies het verschil tussen de twee opvattingen is gelegen wordt ons duidelijk, wanneer we letten op wat de één, en op wat de ander in de vertaling poogt te 'conservare', te 'behouden'. Wat de één wil 'behouden', dat zijn 'de manieren van spreken der oorspronckelijcke talen (so vele de duydelijcheid ende eygenschap der Nederlandsche spraken can toelaten)', of in de omschrijving van Buber: 'die Eigentümlichkeiten des hebffiischen Originals in Wortwahl, lautlichen Entsprechungen, Satzbau und Rythmus (so getreu wiederzugeben, als es die deutsche Sprache ihrer Eigentümlichkeit nach gestattet)'; wat daarentegen de ander wil 'conservare', dat is niet vooral de 'verborum ordo', maar de 'sensuum veritas'; niet `de wóórden, ende ordre der woorden des Hebreeuwschen Texts', maar wat de spreker met zijn woorden bedóelt; niet 'was er sagt', maar 'was er meint'; niet de vorm, maar de inhoud.
Recensie
door
Tsenne Kikke
Frans Breukelman (1917 - 1993) was in de tweede helft van de 20e eeuw baanbrekend uitlegger van het Oude en Nieuwe Testament. Hij ontwierp zijn Bijbelse Theologie aan de hand van vier begrippen, te weten Sjemot (Namen), Debharim (Woorden en daden), Jamim (Dagen) en Ha-arets tachat hasjamajim (De aarde onder de hemel).
F.H.Breukelman wordt ook wel de 'stuwende kracht' achter de 'Amsterdamse School' genoemd. Hij is hervormd predikant geweest in Ritthem en Simonshaven en maakte in 1968 de overstap naar de Universiteit van Amsterdam als wetenschappelijk hoofdmedewerker. Hier heeft hij tot aan zijn pensioen in 1981 gewerkt. In de jaren 1952-1954 publiceerde hij een aantal opstellen, waarin hij zeer scherpe kritiek uitte op de Nieuwe Vertaling (1951). Deze (relatief vroege) kritiek is erg belangrijk geweest bij het ontwikkelen van een concordante manier van vertalen.
Breukelman wist zich sterk beïnvloed door Miskotte, Barth en Buber en Rosenzweig. R. Oost maakt deze invloed op deze manier inzichtelijk: "De lijnen van Buber ("Botschaft"), Barth ("Offenbarung") en Miskotte ("Naam") worden door Breukelman exegetisch en bijbels-theologische doorgetrokken ("Debarim")." Breukelman plaatst grote nadruk op het éne beslissende "dabar? van God, dat geschiedt, waarin God zich eenmaal en beslissend naar de mensen heeft toegewend. Hierbij heeft hij steeds de prediking op het oog: zijn exegese was gericht op toepassing in de gemeente.
Buber en Rosenzweig hebben hem beïnvloed in zijn opvattingen over de kolometrische weergave van Bijbelteksten. Lezers moeten weer hoorders van het woord worden, omdat uiteindelijk al het woord gesproken woord is. Concordant vertalen en het gebruik van kolometrie zijn hierbij onmisbaar.
Dit boek sluit aan op het eerder verschenen deel 'Bijbelse Theologie II/1, 'Debharim'. Het begint met nagelaten werk over het eerste begrip. Daarna volgt materiaal dat over de beide laatste handelt. Het gaat steeds om onderzoek van 'de eigen taal van de Bijbel'.
Tot zijn dood hield het vraagstuk van de Bijbelvertaling Breukelman bezig. Vooral in zover het een kerkelijke discipline hoort te zijn. Het tweede deel van dit boek bevat vrijwel zijn hele productie op dit veld van de theologie. Nogmaals: Breukelman schreef cahiers, werk-materiaal. Ook zijn ordners getuigen van werk-in-uitvoering. Het is een studieboek, en vraagt om als dusdanig te worden behandeld. Het vergt zowel extra inspanning evenals een begrip van de Duitse taal. Maar het is ongetwijfeld een échte aanrader voor eenieder die aan Bijbelstudie doet.
|