|
Gespitst op het komende Pinksterfeest
|
|
Dr. D. Holwerda
|
Type:
|
Paperback
|
Uitgever:
|
Kok
|
Gewicht:
|
Onbekend
|
Aantal Pagina's:
|
153
|
ISBN:
|
90-435-1587-6
|
ISBN-13:
|
978-90-435-1587-0
|
Categorie:
|
Christendom
|
Richtprijs:
|
€ 18,95
|
Korte Inhoud
Dit boek bevat een compleet nieuwe, geannoteerde vertaling van het evangelie naar Johannes. Hieraan toegevoegd zijn 20 studies over teksten uit Johannes, die merendeels een heel nieuwe exegese bieden. Vertaling, noten en studies samen geven een integrale verklaring van een van de mooiste, maar ook moeilijkste Bijbelboeken uit het Nieuwe Testament.
Uittreksel
Blz. 9: Het evangelie naar Johannes
(1) In het begin was er het Woord. Het Woord was bij God, ja het Woord was God. (2) Dat was er in het begin bij God. (3) Alles is erdoor ontstaan; erzonder is ook nog niet één ding ontstaan dat bestaat. (4) Daarin was leven, ja het wás het leven, het licht van de mensenwereld. (5) Nu schijnt dat licht in het duister, en toch greep het duister dat niet aan.
(6) Toen kwam er iemand die door God gestuurd was; hij heette Johannes. (7) Die kwam ter aanbeveling: hij moest dat licht aanprijzen, om te bereiken, dat door zijn bemiddeling alle mensen erin gingen geloven. (8) Niet dat hij het licht was, nee, hij was er om het licht aan te prijzen. (9) Dat licht was namelijk het échte, dat iedereen verlicht, het licht waarvan beloofd was, dat het in de wereld zou komen. (10) Maar toen het eenmaal in de wereld was — de wereld die nog wel door dat licht ontstaan was! — heeft toch de wereld het niet (h)erkend. (11) Het kwam tot zijn eigen domein, en toch namen zijn eigen mensen Hem niet aan. (12) Maar wie dat wél deden mochten zich van Hem 'kinderen van God' noemen, omdat zij het zijn die in zijn Naam geloven. (13) Niet hun afstamming via vader of moeder speelt bij hun geboorte een rol, geen (wederzijdse) seksuele lust, geen man die dwingt. Nee, uit God zijn zij geboren.
(14) Ja, het Woord is mens-van-vlees-en-bloed geworden; het is onder ons komen wonen. En wij hebben zijn luister gezien, een luister zoals een enig kind van zijn vader krijgt: vol was Hij van bestendige genade. (15) (Johannes prijst Hem aan door luid te roepen: "Dat was nu de man die ik bedoelde, toen ik zei: 'Die achter mij aankomt was mij eigenlijk voor; want Hij was er al eerder dan ik'.") (16) Want uit zijn overvloed kregen wij allemaal maar liefst genade op genade. (17) De wet is namelijk door Mozes gegeven, de bestendige genade is er door Jezus Christus gekomen. (18) Tot God heeft nog nooit iemand toegang gekregen; maar zijn enige Zoon, die — zelf God — ten nauwste op de Vader betrokken is, dié heeft ons tot Hem geleid.
(19) Hier komt wat Johannes verklaarde. De joodse leiders uit Jeruzalem hadden eens priesters en levieten op Hem afgestuurd, om hem te vragen: "Wie bent u?" (20) Hij kwam er toen eerlijk voor uit, draaide er niet om heen, maar erkende: "Ik ben de Messias niet." (21) Toen vroegen ze hem: "Wie bent u dán? Elia soms?" "Nee," zei hij. "Bent u dan de profeet?" En weer was zijn antwoord ontkennend. (22) Ze zeiden dus tegen hem: "Maar wie bent u dan wél? Wij moeten toch antwoord geven aan de mensen die ons op u afgestuurd hebben. Voor wie geeft u zich uit?" (23) "Ik ben," zei hij, "de stem van een die in de woestijn roept: Baant de weg van de Heer,' zoals de profeet Jesaja zei." (Jes. 40,3).
(24) Nu waren er ook afgevaardigden uit de Farizeeën bij. (25) Die stelden hem de vraag: "Waarom doopt u dan, als u niet de Messias bent of Elia of de profeet?" (26) "Ik doop met water," antwoordde Johannes hun. "Maar in uw midden bevindt zich al een u onbekende. (27) Hij zou achter mij aan komen. Ik ben nog te min om de riem van zijn sandaal los te maken!"
(28) Dat gesprek speelde zich af in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes aan het dopen was.
(29) De volgende dag ziet hij Jezus naar zich toe komen en zegt: "Daar heb je het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegdraagt. (30) Hij is het van wie ik zei: 'Achter mij aan komt iemand die mij eigenlijk vóór was, want Hij was er eerder dan ik.' (31) Ik kende Hem niet. Maar om zijn verschijning aan Israël voor te bereiden, daarom kwam ik met water dopen." (32) "En ik heb gezien," verzekerde Johannes, "hoe de Geest als een duif uit de hemel neerstreek en zich op Hem nestelde. (33) Nu kende ik Hem wel niet, maar die mij eropuit had gestuurd om met water te dopen, Hij had tegen mij gezegd: 'Op wie je de Geest ziet neerstrijken en zich nestelen, dat is degene die doopt met de Heilige Geest.'
(34) Zodra ik dat gezien had, ben ik gaan getuigen: 'Dit is de Zoon van God'."
(35) De dag daarop stond Johannes daar weer, nu met twee van zijn leerlingen. (36) Toen hij Jezus in het oog kreeg, die daar rondliep, zei hij: "Daar heb je het Lam van God." (37) Dat hoorden de beide leerlingen hem zeggen. Ze gingen Jezus dan ook achterna. (38) Jezus draaide zich om en zag, dat ze Hem achterna kwamen. Hij zei tegen hen: "Wat wilden jullie?" Ze zeiden tegen Hem: "Rabbi — dat betekent: meester — waar woont U?" (39) Hij zegt tegen hen: "Komen jullie maar mee, dan kun je het zien." Ze gingen dus mee, en zagen, waar Hij woonde. Ze bleven die dag bij Hem op bezoek. Het was toen rond vier uur. (40) Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Jezus achterna waren gegaan. (41) De eerste die hij treft is zijn eigen broer Simon. Hij zegt tegen hem: "Wij hebben de Messias — dat betekent: de Gezalfde — gevonden." (42) Hij bracht hem bij Jezus. Die nam hem op en zei: "Jij bent Simon, de zoon van Johannes. Je zult (voortaan) Cephas heten." Dat betekent: rotsman.
(43) Weer een dag later wilde Jezus eropuit naar Galilea. Dan treft Hij Filippus en zegt tegen hem: "Kom met Me mee!" (44) Nu kwam Filippus uit Betsaïda, de stad waar Andreas en Petrus ook woonden. (45) Filippus treft Natanaël en zegt tegen hem: "Degene over wie Mozes in de wet heeft geschreven, en ook de profeten, die hebben wij gevonden: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth afkomstig."
(46) Natanaël zei tegen hem: "Kan uit Nazareth iets komen dat deugt?" Filippus zegt tegen hem: "Kom maar eens kijken!" (47) Jezus had Natanaël al op zich af zien komen, en zegt van hem: "Daar heb je nu echt een Israëliet die je niet bedriegt." (48) Natanaël zegt tegen Hem: "Waar kent U me dan van?" Jezus gaf hem ten antwoord: "Al voordat Filippus je riep, had Ik je onder de vijgeboom zien zitten." (49) Natanaël antwoordde Hem: "Meester, dan bent U de Zoon van God; dan bent U de koning van Israël!" (50) Jezus gaf hem ten antwoord: "Omdat Ik je zei: 'Ik zag je onder de vijgeboom,' geloof je? Je zult nog opzienbarender dingen te zien krijgen!" (51) "Heus," zo zegt Hij tegen hem, "ik verzeker jullie: jullie zult de hemel open zien, en Gods engelen zien op- en neergaan van en naar de Mensenzoon."
4 Zie Vergezicht 41.
5a Johannes lijkt hier te zinspelen op Jes. 8, 23 — 9, 1. Vergelijk Matt. 4, 15.16 en 2 Petr. 1, 19.
5b 'het duister': dat wil zeggen: de mensen die in het donker zaten; 'greep dat niet aan': namelijk om bij dat licht redding te vinden; vergelijk Joh. 3, 19-21.
6 Zie Vergezicht 33.
9 sluit (na de opmerking over Johannes de Doper, 6-8) aan bij 5. Zie Vergezicht 44.
11-13 worden nader uitgewerkt in 3, 5-8.
12 'zijn Naam': de pretentie die Hij voerde, namelijk de Zoon van God te zijn.
13 Vergelijk 3, 3-6.
14-17 Zie Vergezicht 54.
14 'een enig kind': en dus universeel erfgenaam (vergelijk Hebr. 1, 2), die onbeperkt Gods Geest meekrijgt, vergelijk 3, 34.
16 sluit (na de opmerking over Johannes de Doper) aan bij 14; vergelijk bij 9. 17.18 Zie Vergezicht 47.
20 Het antwoord 'nee' op de vraag 'Elia soms?' bevreemdt gezien Matt. 11, 14. Waarschijnlijk hebben de vragers hier gedacht aan de oudtestamentische Elia, die zou zijn opgestaan, vergelijk Luc. 9,8. In Mal 4,5 is echter een figuur bedoeld `in de geest en de kracht van Elia'; vergelijk Luc. 1, 17.
29-34 Het in 28 genoemde gesprek had een open einde (26.27), dat nu wordt ingevuld. De hoofdrolspelers komen nu meer uit de verf.
29 Vergelijk Jes. 53, 7.
34 De samenvatting van het getuigenis van Johannes de Doper, waarmee overeenkomt de samenvatting van het getuigenis van de evangelist Johannes in 20,31; vergelijk Vergezicht 36 en volgende
47 'die je niet bedriegt': zoals vader Jakob dat deed, Hos. 12, 4.
51 Jezus ziet niet alleen op grote afstand, maar werkt ook op grote afstand, omdat Hem engelen ten dienste staan. Zoals de officier uit Matt. 8, 8.9 door had, heeft Jezus, net als hijzelf, 'manschappen' van zijn opdrachtgever meegekregen door wie Hij het Hem opgedragene kan laten uitvoeren.
Recensie
door
Tsenne Kikke
Met zijn grote kennis van de Griekse taal heeft dr. D. Holwerda zich gedurende ruim 60 jaar toegelegd op de exegese en vertaling van het Nieuwe Testament. Hierbij kreeg hij vooral bekendheid door zijn bundel De Schrift opent een vergezicht (1998) met Schriftstudies uit m.n. Opbouw en De Reformatie, en door zijn medewerking aan de Groningse Bijbelvertaling (2008).
Na zijn tachtigste verschenen van zijn hand bovendien nog vertalingen van / toelichtingen op de Bijbelboeken Hebreeën (2003), Openbaring (Uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen, 2006) en dit Johannesevangelie, getiteld: Gespitst op het komende pinksterfeest. Met al deze publicaties is Holwerda veel mensen tot zegen geweest voor een beter verstaan van de Schrift.
|