Originele titel: Katten som inte dog
Inger Frimansson
Korte Inhoud
Beth en haar vriend Ulf brengen veel tijd door in een afgelegen zomerhuisje buiten Stockholm. Uit een inrichting in de buurt zijn twee patiënten ontsnapt. Als Beth een man in het schuurtje naast het huis aantreft, neemt ze aan dat hij een van de ontsnapte patiënten is. Uit voorzorg pakt ze een bijl en als de man haar lijkt aan te willen vallen, slaat ze hem de schedel in. Onderweg naar de politie horen Beth en Ulf op de radio dat de patiënten uit de inrichting zijn opgepakt. In paniek gaan ze terug naar het zomerhuisje en ze begraven het lijk.
Beth lijkt niet onder verdenking te staan. Maar in de weken en maanden na de moord lijdt zij enorm onder haar schuldgevoel. Als een onbekende vrouw opbelt en meteen weer ophangt, verkeert ze ook nog eens in de angst dat haar geheim ontdekt zal worden. Wat volgt is een meeslepend psychologisch spel tussen dader en nabestaande. Het perspectief wisselt per hoofdstuk, wat een heel spannend verhaal oplevert met een dramatische ontknoping. 'De kat die niet stierf' is met veel inlevingsvermogen en een tergende, onderhuidse spanning geschreven
Uittreksel
Blz. 9: De weg was stoffig. Het stof bestond uit fijn, zeer fijn poeder van vermalen steenslag. Hij vond dat maar niets, het drong door tot in je poriën en je neusgaten, zette zich vast op je slijmvliezen, droogde je speeksel uit. Hij probeerde drukke verkeerswegen te mijden, maar op een paar plaatsen ging dat niet, dan moest hij ze toch een stukje volgen. In de greppels groeiden wilde bosaardbeitjes; rood vlees met een vlies van grijs gif. Dat zag hij als verraad; als je ervan proefde kon je ziek worden. Je kon een gezwel krijgen dat zich in je wortelde en wild om zich heen greep, met de dood tot gevolg.
De natuur had het niet zo bedoeld. De natuur had de bessen en gewassen geschapen ten bate van de mens.
Hij hoorde het geluid van een motor op afstand, een dof en chagrijnig geronk dat steeds verder aanzwol. Hij moest een stap opzij doen. Hij stond in de greppel en de scheuten van de jonge struikjes streken langs zijn enkels. Een personenauto, vermoedelijk een Japanner. Hij kon al die nieuwe merken niet meer uit elkaar houden. Toen hij klaar was met de kentekens, had hij alle interesse voor auto's verloren. Hij was begonnen met om en had ze in chronologische volgorde afgestreept tot 999. Hij was in die tijd de dorpen en steden in getrokken, had op parkeerplaatsen rondgestruind of had bij de oprit van een of andere snelweg uren in elkaar gedoken gezeten met zijn blok en zijn pennen. Blauw voor even kentekens, rood voor oneven. Het had hem alles bij elkaar vijf jaar gekost.
Daarna was hij in het bos gebleven.
Hij bleef even staan en keek beide kanten op. Luisterde, wachtte op het perfecte moment - als er evenveel tijd zit tussen de auto die is gepasseerd en de auto die eraan komt. Hij kon het natuurlijk niet exact weten. Het was meer een gevoel, het kwam gewoon bij hem op, ongeveer zoals wanneer twee schalen van de weegschaal het moment bereiken waarop ze allebei stilstaan, in perfecte harmonie. Dan hield hij even op met ademen. Daarna stak hij de olieachtige weg in acht lange stappen over.
De hitte zinderde tussen de stammen van de dennenbomen. De warmte beet zich vast in zijn huid, perste het vocht onder zijn haar vandaan, maakte zijn voorhoofd glanzend en deed zijn hoofd bonken. Hij moest even aan zijn moeder denken, de geur van aardappels in haar vochtige, zanderige schort, zijn gezicht tussen de strepen van de stof en haar hand, zwaar en als een kom gevormd om zijn achterhoofd. Nee, niet nu, niet denken.
Hij moest zoeken, de kat en haar jongen, hij had een bedje voor ze gemaakt in de ladekast. Het had niet geholpen. Ze was 's morgens toch verdwenen. Er lagen nog drie jongen tussen de oude kleren, die waren niet meer in leven. De andere twee waren met haar meegegaan. Ze had ze in haar bek gedragen.
Recensie
door
Tsenne Kikke
Het zesde boek van de Zweedse auteur en zeker niet het minste. Al bij de eerste pagina's wordt die typische, wat geheimzinnige sfeer van het Zweedse platteland buiten Stockholm opgeroepen. Als uit een psychiatrische inrichting twee patiënten ontsnappen en Beth Svard er een in het schuurtje bij haar buitenhuisje aantreft, slaat ze hem, bang geworden, met een bijl de schedel in. Samen met haar vriend Ulf begraaft ze de onbekende dode in de buurt van hun zomerhuis. Daarna staat de wereld voor Beth en Ulf op z'n kop en komt hun relatie onder zware druk te staan, vooral als bekend wordt dat de onbekende dode geen ontsnapte patiënt is. Maar wie dan wel?
Wroeging en angstdromen kunnen hen niet doen besluiten hun geheim op te biechten, ook niet als Beth een anonieme brief krijgt. Een echte pageturner waarvan je het einde moet weten. De bijzondere reis van Beth en Ulf en Beths zuster Juni naar Afrika is goed beschreven, maar voegt niet echt iets toe aan de plot. Niettemin een mooie aanwinst in het genre.
- Ria Horter -
|
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. |
Privacy Statement |
Gedragscode |
Algemene Voorwaarden |
Auteursrecht
|