ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

Het religieuze na de religie

Woei-Lien Chong & Andé van der Braak

Het religieuze na de religie Type: Paperback
Uitgever: Ten Have
Gewicht: 320 gram
Aantal Pagina's: 199
ISBN: 90-259-5915-6
ISBN-13: 978-90-259-5915-9
Categorie: Religie
Richtprijs: € 20,3

Korte Inhoud


De gevestigde religie is in verval geraakt. Toch is de belangstelling voor het religieuze ongekend. Wel hechten mensen tegenwoordig veel meer waarde aan eigen inzicht en ervaring dan aan voorgeschreven dogma's en rituelen, of de autoriteit van geestelijken. Ook binnen de filosofie lijkt er sprake van een religieuze ommekeer.

Wat is de verhouding tussen filosofie en religie, rede en openbaring, kennis en wijsheid, en ervaring en geloof ? Wat betekenen oude tradities uit Oost en West voor ons zelfbeeld en ons begrip van God, het sacrale of transcendente? Zijn we behalve homo sapiens van nature ook 'homo religiosus'? Dat zijn de centrale vragen in deze bundel.

Met bijdragen van onder anderen Jan Bor, Nico Tydeman, Ilse Bulhof, Henny van der Veere, Woe-Lien Chong en André van der Braak.

Dr. Woei-Lien Chong is universitair docent aan de Opleiding Talen en Culturen van China van de Universiteit Leiden. Zij promoveerde in 1999 op een proefschrift over de receptie van Kant in het hedendaagse China, en publiceert over oude en hedendaagse Chinese filosofie en cultuur.

Dr. André van der Braak is directeur van de stichting Filosofie Oost-West. Hij publiceerde eerder onder meer 'Goeroes en charisma: Het riskante pad van leraar en leerling' (2006) en 'Hoe men wordt, wat men is: Zelfvervolmaking, zelfoverwinning en zelfvergetelheid bij Nietzsche' (2004).

Uittreksel


Blz. 7: Inleiding - Woei-Lien Chong en André van der Braak

De gevestigde religies in Europa zijn in verval geraakt. Geheel in overeenstemming met de huidige geest van individualisme en globalisering ondernemen velen nu een particuliere zoektocht naar antwoorden op de grote levensvragen die vroeger door de kerken werden beantwoord. Men probeert op een eigen manier gestalte te geven aan het religieuze.

Kan de filosofie behulpzaam zijn bij deze zoektocht? Kan zij, nu de traditionele religie uiteen is gevallen, de aard van het religieuze beter duiden en helpen verwoorden? Deze vraag vormde de achtergrond voor een reeks lezingen die in 2007 werd gehouden in Utrecht, binnen het kader van de vierjarige cursus georganiseerd door de Stichting Filosofie Oost-West. Een aantal van de lezingen werd bewerkt voor deze bundel, en andere bijdragen zijn speciaal voor dit project geschreven.

De hoofdstukken, alle van de hand van mensen die zich al vele jaren met de relatie tussen filosofie en spiritualiteit bezighouden, bieden een scala aan verschillende originele en vruchtbare, maar ook vaak tegenstrijdige benaderingen. Ze weerspiegelen de grote diversiteit aan meningen in de hedendaagse filosofie over hoe het religieuze moet worden geduid, en hoe het een plaats kan krijgen in het moderne leven.

Een Franse dialoog over het religieuze na de religie

De uitdrukking 'het religieuze na de religie' is ontleend aan de Franse editie van het boek Religie na de religie. Gesprekken over de toekomst van het religieuze.' Dit boek is de neerslag van een discussie tussen de Franse denkers Luc Ferry (filosoof en ex-minister van Onderwijs) en Marcel Gauchet (etnoloog en historicus). Het thema van hun discussie was: wat is de plaats van het religieuze na het `afscheid van de religie'?

Zoals Woei-Lien Chong in de eerste bijdrage aan deze bundel laat zien, beantwoorden Ferry en Gauchet deze vraag op verschillende wijze. Voor Ferry ligt de ware religie niet achter ons, maar moet zij alsnog bereikt worden in de toekomst. Na de dood van God kan de mens zelf tot God worden. Als religieus humanist spreekt Ferry dan ook over de 'god-mens'. Voor Gauchet daarentegen is na de dood van God de wereld voorgoed onttoverd. Het menselijk zoeken naar zin kan niet langer terugvallen op religieuze voorstellingen, maar krijgt tegenwoordig op seculiere wijze gestalte, bijvoorbeeld in esthetische en morele ervaringen, het verbeeldingsleven, de kennis, maar ook via feesten, trances, roesbelevingen, en de ascese die de sport vergt.

Ondanks hun verschillen zien beide denkers 'het religieuze' als een directe, onherleidbare persoonlijke ervaring. Deze staat geheel los van de vorm die eraan werd gegeven door de traditionele religies. Ze juichen het verval van de laatste van harte toe, omdat deze ervaring daardoor nu eindelijk in pure vorm tot haar recht kan komen, bevrijd van het keurslijf van dogma en clerus.

Gauchet is van mening dat wat men de 'religieuze ervaring' noemt in feite volkomen niet-religieus van aard is. Volgens hem is het een oerstructuur van het menselijk kenvermogen, die echter tot voor kort door de georganiseerde religies werd ingemetseld in een heel bouwsel van termen, verhalen en duidingen die er intrinsiek niets mee te maken hebben. De zogenoemde 'religieuze ervaring' is in feite, aldus Gauchet, een zuiver seculier fenomeen. De taak van de filosofie is, om de aard van deze ervaring te leren begrijpen en onder woorden te brengen in bijpassende, dus zuiver seculiere, termen.

Ferry is het grotendeels met Gauchet eens, maar hij vindt dat de taak van de filosofie nog veel verder gaat, en dat zij een nieuwe ethiek zou moeten formuleren voor de postkerkelijke tijd. Hij meent dat het terugtreden van de georganiseerde religie een ruimte heeft geopend voor de realisering van Jezus' boodschap van naastenliefde, een boodschap die onder de heerschappij van de kerk niet tot bloei kon komen.

Daarbij benadrukt Ferry wel, net als Gauchet, dat de autonomie van het individu rigoreus moet worden gehandhaafd. De tijd van blinde gehoorzaamheid aan autoriteit is definitief voorbij. Het moderne individu kan het gevoel voor naastenliefde zelfstandig ontwikkelen vanuit zijn eigen innerlijke gevoelsleven, en wel door het versterken van de emotie van betrokkenheid op anderen die Aristoteles philia noemt.

Als filosofen staan Ferry en Gauchet dus heel bewust met beide benen in de traditie van de Verlichting, en daarmee in het moderne denken zoals dat gestalte kreeg sinds Descartes en Kant. Voor beide Franse denkers ligt het primaat altijd bij de mens, ook bij het determineren van de aard van het religieuze. Het feit dat de mens zich kan verhouden tot zoiets als 'het absolute' maakt hem uniek ten opzichte van de dieren: het is wat de mens tot mens maakt. Het religieuze is voor Ferry en Gauchet dus een onderwerp binnen het domein van de antropologie.

Recensie

door Tsenne Kikke
Een bijzonder boeiend boek dat het aandurft om de plaats van de religie, het geloof te plaatsen in de actuele wereld, waar godsdienst meer en meer in verdrukking komt, desondanks het feit dat mensen meer en meer op zoek zijn naar zingeving en normen voor het bestaan. De relatie tussen religie en de andere aspecten van het bestaan en het denken worden hier op een theologische en filosofische wijze geduid en geplaatst in de historische context, maar ook in de wereldwijde communicatie en globalisering. Het is een erudiet en niet steeds even eenvoudig boek, maar het brengt wel een verrassende benadering van een realiteit die we minder en minder in overweging nemen, en toch wel van groot belang is voor diegenen die nog steeds op zoek zijn naar de plaats dat religie kan innemen in het (geestelijk) leven van een mens.
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht