Mogelijk ook bekend als metafysica of wijsbegeerte.
Metafysica is de wijsgerige leer die niet de werkelijkheid onderzoekt zoals ze ons gegeven wordt uit zintuiglijke waarneming - want, dit behoort tot de tak van de fysica. De metafysica gaat eerder op zoek gaat naar het wezen van die werkelijkheid en wat haar constitueert. Als zodanig beschouwd is metafysica ook de grondslag van de wetenschappen, omdat die uitgaan van een zekere aanname over de aard van de werkelijkheid.
De term 'metafysica' is afgeleid uit het Griekse 'ta meta ta phusika', hetgeen kan worden vertaald als: 'datgene dat na de fysica - oftewel: de studie van de natuur - komt', en gebaseerd op werken van Aristoteles die volgden op zijn 'Fysica'.
Thematiek
Thema's die de metafysica bestudeert zijn, onder andere: Wat betekent 'zijn'? Waardoor, waarvoor bestaan wij? Wat voor manieren van 'zijn', zijn er?, - enzovoorts. De thema's waarmee metafysica zich bezighoudt, worden bepaald door de vraag te stellen: "Welke criteria bestaan er om vast te stellen dat iets is, dat iets bestaat, als aparte entiteit?"
1.Iedere entiteit moet ofwel een individueel ding zijn (een boek, Socrates), of een eigenschap (Socrates' kleur), of een relatie (een huwelijk), of een gebeurtenis (de dood van Socrates), of een toestand (Socrates die gestorven is) of een verzameling (de verzameling van Griekse filosofen). Deze entiteiten worden gewoonlijk categorieën genoemd.
2.Het bestaan, of zijn, van iets is dat wat het een entiteit maakt.
3.Alles wat identiteit bezit en onderscheiden kan worden van al het andere, is een entiteit.
4.Ook de verbindingen die een entiteit heeft met zijn eigen eigenschappen en relaties constitueert het als entiteit. Iedere entiteit moet dus eigenschappen hebben en moet minstens met enkele andere entiteiten relaties aangaan.
5.Iedere entiteit moet logisch consistent zijn, samenhangend.
De meest fundamentele concepten uit de metafysica zijn aldus het 'zijn' (het bestaan en het wezen van het bestaan), identiteit en de logische consistentie of samenhang.
Behalve de betekenis die in voorgaande beschrijving werd gegeven, kan metafysica ook nog in minstens twee andere betekenissen gebruikt worden:
1.Het onderzoek naar entiteiten en toestanden die de menselijke ervaring transcenderen, zoals bijvoorbeeld: het bestaan van een godheid, de onsterfelijkheid van de ziel, het bestaan van de geest, en de (mogelijke) vrijheid van de wil.
2.De populaire opvatting die te maken heeft met veronderstelde occulte en bovennatuurlijke fenomenen zoals geesten en telekinese.
Antieke filosofie
De term 'metafysica' is oorspronkelijk afkomstig van Andronicus van Rhodos, de eerste uitgever van de persoonlijke geschriften van Aristoteles, die de verhandelingen die in zijn uitgave volgden op diens Fysica 'Ta meta ta fysica' noemde, waarmee hij slechts aangaf dat de boekrollen 'op de boekenplank' volgden 'na de Fysica'. Deze werken gaven hun naam aan de erin behandelde vraagstukken, die later dus als typisch 'metafysisch' werden gezien. Aristoteles zélf gebruikte de term metafysica niet, maar spreekt over 'eerste filosofie'. De 'eerste filosofie' gaat vooraf aan alle andere wetenschappen en poogt een inzicht te verkrijgen in de eerste oorzaken van al wat is.
Onder 'metafysica' in de klassieke betekenis verstaat men 'de wijsgerige leer die niet de realiteit onderzoekt zoals we die ervaren door middel van onze uiterlijke zintuigen (zoals de fysica), maar datgene wat boven de materie uitgaat, de totaliteit van al het gegevene'. Die eenheid kan in beginsel zowel in een buiten onze wereld liggende 'ware' (transcendente) werkelijkheid worden geponeerd, zoals Plato deed, of (immanent) in de vele bijzondere ervaringsgegevens zelf, in een diepere grond, waarin de gegevenheden alle zijn gefundeerd, zoals Aristoteles deed.
Metafysica is de leer over de gronden van de werkelijkheid, waarin een omschrijving gemaakt wordt van de zijnsorde; zijnsleer. Metafysica tracht informatie te geven over de werkelijkheid als geheel. Ze beoogt een algemene omschrijving van het gehele universum, waarin alle fundamentele soorten dingen worden vermeld waarvan we weten dat ze tot de inventaris (of codex) van het heelal behoren, en tegelijkertijd wordt onderzocht in hoeverre het waarschijnlijk is dat er zich nog andere fundamentele dingen bevinden waarvan we niet met zekerheid weten dat ze er zijn.
Metafysica is dus een discipline, die niet alleen de realiteit onderzoekt zoals die in onze ervaring gegeven is, maar de totaliteit van al het gegevene, met inbegrip van datgene wat deze eenheid construeert, de tijdloze en onveranderlijke vorming.
Het onderzoeksvoorwerp, of denkobject, van de metafysica is het zijnde als zijnde, dit wil zeggen: elk zijnde in zijn verschil en tegelijk in zijn overeenkomst met al het andere. Volgens de metafysica is er niets, of het moet bestaan in de samenhang (of de relatie) met alles. Naast onderzoek omtrent de 'zijnden' stelt de metafysica zich ook vragen naar het 'zijn' zelf . Wat is 'zijn'? En, waarom is er eerder iets dan niets? Het kan niet anders, dan dat hier tegen een grondige scepsis zou opkomen. De vraag stelt zich of het menselijke kenvermogen op het hachelijke onderzoeksgebied van de metafysica wel bevoegd is, en of de gemaakte aanspraken op kennis iets meer zijn dan slechts uitgesproken woorden, lege klanken, zonder énig contact met de wereld der bestaande dingen ...
De scholastiek
Het vroege christendom was sterk doortrokken van neoplatoonse invloeden. In de middeleeuwen (mede omdat er door de kruistochten meer over de klassieke schrijvers bekend werd) werd een enorm filosofisch metafysisch systeem opgebouwd rond het gedachtegoed van Plato en Aristoteles. Uiteindelijk bleek de laatste het meest bepalend te zijn voor de inhoud van de filosofie.
De metafysica van de scholastiek had het uitgangspunt dat er werkelijke wezens/dingen buiten ons bestaan aanwezig zijn. We kennen ze aanvankelijk door zintuiglijke waarneming. Het verstand haalt alle individualiserende aspecten van de afzonderlijke wezens af zodat uiteindelijk alleen maar, bijvoorbeeld, de eik, de leeuw en de mens overblijven.
Het object wordt dus een abstractie en daarmee wordt veralgemenisering mogelijk. (In plaats van "deze boom haalt zijn sappen uit deze kleigrond" wordt het: "de boom haalt zijn sappen uit de grond").
Metafysisch onderzoek houdt zich met dit soort vraagstukken bezig. In de hoogtijdagen van de westerse metafysica, de scholastiek (12e eeuw en later), ging men ervan uit dat ieder mens, ieder dier, ieder stofdeeltje op zichzelf bestaat, onafhankelijk van de andere dingen. Alleen het individuele bestaat. (Hóe dat individuele bestaat is verder een zaak van de wetenschappen, niet van de metafysica). Kenmerkend voor de scholastieke metafysica is dus haar wezenlijke pluralisme. Het is dus ook in deze zin dat Thomas van Aquino (1225 - 1274) de 'Fons Vitae' van Ibn Gabirol (de apologeet van het neoplatonisme en het Arabische pantheïsme) "eerder een giftige put dan een levensbron" noemde...
Om een nadere uitwerking te geven aan de metafysica van de scholastiek nemen we het voorbeeld van een boom. Bij de licht glooiende heuvel aan de rand van het bos staat een eik. Hij heeft een ruige schors. De stam heeft een bepaalde dikte, zijn bladeren zijn donkergroen. Het ding moet, gezien grootte en dikte, erg zwaar zijn. Oftewel, er zijn heel veel wezensbepalingen van die boom mogelijk, en in de taal van de scholastiek worden deze bepalingen klassen of categorieën genoemd, categorieën van hoeveelheid, hoedanigheid, actie/passiviteit, tijd, ruimte et cetera.
Maar nooit mag vergeten worden dat al deze klassen of categorieën, die an sich al tamelijk fundamenteel zijn, iets nog fundamentelers vooronderstellen. In Aristoteles' woorden: "Kun je je het wandelen voorstellen zonder iemand die wandelt"? Zoals men zich het wandelen niet kan voorstellen zonder wandelaar, zo kan men zich de categorieën niet voorstellen zonder subject waar ze op betrokken zijn. De scholastiek noemt (samen met en in navolging van Aristoteles) zo'n subject substantie of zelfstandigheid. Dit is de meest fundamentele categorie, alle andere klassen zijn bijkomstigheden, accidenten (afgeleid van het Latijnse 'accidentia').
In de huidige tijd liggen - mede onder invloed van onze huidige kennis, voornamelijk die van de natuurwetenschappen - soms allerlei misverstanden op de loer. Het belangrijkst is wellicht het volgende: de scholastieke wijsbegeerte heeft nooit gesuggereerd, of zelfs beweerd, dat ze zou weten waarin de ene substantie verschilt van de andere. Substantie is niet hetzelfde als wat men tegenwoordig materie noemt. Materieel gezien is het substantiebegrip flinterdun, de scholasticus wist op rationele gronden dat er iets als 'substantie' bestond - want, als je een accident kon aantonen (de dikte van de eik) dan was daarmee meteen de substantie zelf (de eik) aangetoond. De metafysica is een zijnsleer (ontologie) en (dus) geen kenleer (epistemologie)
De moderne wetenschap
In de moderne positivistische wetenschap wordt onder metafysica verstaan: het terrein van de modellen, theorieën, hypothesen, et cetera, die niet experimenteel getoetst kunnen worden. Dit, in tegenstelling tot de fysica, die betrekking heeft op de theorieën, et cetera, die in beginsel experimenteel getoetst kunnen worden.
In deze zin komt het gebruik van de term 'metafysica' sterk overeen met dat van de term 'metatheorie'. Zo valt bijvoorbeeld de zwaartekrachttheorie over de interactie van een zwart gat met zijn omgeving onder de fysica, terwijl hypothesen over verschijnselen in een zwart gat tot de metafysica behoren, omdat ons volgens de huidige inzichten geen informatie uit een zwart gat kan bereiken.
Evenzeer behoort alles wat zich in tijd of ruimte buiten het waarneembare heelal afspeelt tot de metafysica. Volgens deze definitie van het begrip metafysica kunnen theorieën over zeer obscure en niet met de zintuigen waarneembare verschijnselen (bijvoorbeeld: neutrino's) tot de fysica behoren en theorieën over 'normale' objecten (bijvoorbeeld: een voetbal in een parallel universum) tot de metafysica.
Heel omstreden is de vraag of de termen en concepten van een theorie over waarneembare objecten als zodanig metafysisch zijn - zodat vragen als: "Wat is Ruimte?", "Wat is Tijd?", "Wat is een neutrino?" wellicht zinvol zijn - of dat ze volledig overeenkomen met hun verwijzing naar de ervaring van fysieke objecten. Dat vraagstuk zélf behoort echter weer niet tot de wetenschap, maar tot de metafysica.
De metafysica van Martin Heidegger
Martin Heidegger, die op 26 september 1889 geboren werd en in 1976 stierf, was een Duitse filosoof en wordt algemeen beschouwd als één van de grootste en invloedrijkste filosofen van de twintigste eeuw. Met zijn Freiburgse Antrittsrede (24 juli 1929) 'Was ist Metaphysik?' baart Heidegger veel opzien, vooral de afsluiting met de vraag die hem zijn hele lange leven zal bezighouden: "Warum ist überhaupt Seiendes und nicht vielmehr Nichts?" (Waarom is er überhaupt Zijnde en niet eerder Niets?). Kortom: omdat de logica ongeschikt blijkt om het Niets te begrijpen, kan zij volgens Heidegger niet als centrale methode van de metafysica dienen.
Het Niets
Om erachter te komen of dit slechts een manier van spreken is dan wel of het werkelijk om een relatie tot het Niets gaat, moet verhelderd worden wat onder "Niets" verstaan wordt. Het volstaat duidelijk niet, aldus Heidegger, het Niets als negatie van een zijnde te denken, aangezien het dan gedefinieerd wordt door datgene waarvan het juist het tegendeel is. Heidegger houdt echter een slag om de arm, aangezien het hier om een logische tegenspraak gaat. De rol van de logica moet echter nog bepaald worden.
Ook de opvatting dat het Niets de negatie van het Geheel is deugt volgens Heidegger niet, omdat het Geheel voor ons als eindige wezens niet als Geheel toegankelijk is. Bovendien blijft het een zaak van het verstand zich het Geheel voor te stellen en het te negeren. Heidegger is het veel meer te doen om een ervaring van het Niets. Op het niveau van de ervaring kan namelijk, aldus Heidegger, het Geheel als iets te midden waarvan wij zijn, heel goed worden begrepen. Zij het niet door het verstand, maar door stemmingen, gevoelens en affecten. Als de aanwezigheid van iemand die we liefhebben ons blij stemt, kan het Geheel te midden waarvan wij zijn ons duidelijk worden.
Deze stemmingen tonen ons echter het Geheel als iets betekenisvols en openbaren daarmee juist niet het Niets. De stemming die het Niets daarentegen als zodanig ontsluit, is voor Heidegger de Angst. Die richt zich - anders dan de vrees voor iets - niet op iets bepaalds, maar door de angst voelen wij ons akelig en verliest de wereld haar betekenis, ze laat ons onverschillig, ze is "niets" voor ons. Het Niets wordt echter ook in de angst niet verworven, maar ontmoet. Hiervoor is het op het Zijnde aangewezen: het toont zich in het in onbetekenendheid verzinkende zijnde. De verzettelijkheid, het falen, het sluiten en het weigeren van de wereld is voor Heidegger een grondervaring, die tot het menszijn behoort. Het is de grondervaring van het Niets, in de Angst. Voor Heidegger is het Niets niet iets dat abstract is, maar een concrete ervaring, wat hij met de drastische formulering tot uitdrukking brengt, dat de mens in het Niets is "ingesloten".
Heidegger spreekt in het vervolg echter niet van de Ervaring van het Niets, maar van Het Niets - een formulering, waaraan veel aanstoot genomen is. Dit heeft echter zijn grond in Heideggers pogingen het subjectivisme van de Nieuwe Tijd te overwinnen. Het is geen subject, dat zich in de Angst van de wereld losmaakt, maar de Wereld maakt zich veeleer van de mens los, haar terugtrekking is niet in de macht van het subject. Heidegger noemt deze onttrekking van de wereld Nichtung ("vernietiging"):
- "Deze in het geheel afwijzende verwijzing naar het ontglijdende Zijn als geheel, als welke het Niets in de Angst het Dasein [d.i. de mens] omgeeft, is het wezen van het Niets: de Nichtung."
- "Zo eindig zijn wij, dat wij niet slechts door een eigen besluit en wil ons oorspronkelijk voor het Niets kunnen brengen."
Het is voor Heidegger geen taalkundig raffinement, waarbij hij door substantivering van niets tot het Niets kan zeggen: "Das Nichts selber nichtet." De ervaring van het Niets en de Angst die in de praktische omgang met de wereld gemaakt is, is niet door het subject geproduceerd. Ook toont zich nu, waarom het Niets niet uit de verstandshandeling der negatie te begrijpen is: het is een aan iedere wereldbetrekking voorafgaand vermogen van een subject. De mens is voor de negatie veeleer op de voorafgaande oorspronkelijke ervaring van het Niets aangewezen; slechts vanuit het vooruitzicht op het Niets is de negatie mogelijk. Omdat ook de ervaring niets is dat hij kan tonen, maar het het Niets is, dat nietigt, ontspringt de negatie uit het Niets: "Het Niets ontstaat niet door de negatie, maar de negatie grondt zich op het Niets, dat uit het Nietigen van het Niets ontspringt."
Bron: Wikipedia
Organisaties gespecialiseerd in fysica
- Vind nog meer organisaties gespecialiseerd in fysica op Zoek&Vind.
- Jouw organisatie er nog niet tussen? Voeg ze toe op Zoek&Vind!
|