ProfielWie ben ikMijn interessesMijn poëzieBerichtenVriendenBeheer

De Drie Krachten

Gurdjieff: "Voordat wij de invloeden van de werelden, die op de mens inwerken, onderzoeken én de wetten der transformatie van Eenheid in Meervoudigheid, moeten wij de funda­mentele wet bestuderen die alle verschijnselen van alle universa schept, in alle verscheidenheid of eenheid. Dit is de 'Wet van Drie' – of: de wet van de drie beginselen - of: de drie krachten.

Zij bestaat hierin dat ieder verschijnsel, op welke schaal en in welke wereld het ook plaatsvindt, vanaf de moleculaire tot de kosmische, het resultaat is van de combinatie - of het samentreffen van - drie verschil­lende en tegengestelde krachten.

Het hedendaagse denken erkent het bestaan van twee krachten, en de noodzakelijkheid van deze twee krachten voor het voortbrengen van een verschijnsel: kracht en weerstand, positief en negatief magnetisme, positieve en negatieve elektriciteit, mannelijke en vrouwelijke cellen, enzovoorts. Maar het onderkent zelfs deze twee krach­ten niet altijd en overal. Met een derde kracht heeft men zich nooit bezig­gehouden of, zo dit al eens is geschied, dan is dit nauwelijks opgemerkt.

Volgens de werkelijke, exacte kennis kunnen één of twee krachten nooit een verschijnsel voortbrengen. De aanwezigheid van een derde kracht is noodzakelijk, want alleen met behulp daarvan kunnen de eerste twee een verschijnsel voortbrengen, in welke sfeer dan ook.

De leer der drie krachten ligt ten grondslag aan alle oude stelsels. De eerste kracht kan actief of positief genoemd worden; de tweede passief of negatief; de derde neutraliserend. Maar dit zijn slechts namen. In werke­lijkheid zijn alle drie de krachten gelijkelijk actief en doen zich enkel op hun ontmoetingspunten als actief, passief en neutraliserend voor, dat wil zeggen alleen met betrekking tot elkaar op een bepaald ogenblik.

De eerste twee krachten zijn min of meer begrijpelijk voor de mens, en de derde kan soms worden ontdekt òf op het aangrijpingspunt van de krachten, òf in het 'medium', òf in het 'resultaat'. Maar over het algemeen is het niet ge­makkelijk de derde kracht direct waar te nemen en te begrijpen. De reden hiervan ligt in de functionele beperktheid van onze gewone psychische werkzaamheid en in de fundamentele categorieën van onze waarneming van de wereld der verschijnselen, dat wil zeggen: in onze gewaarwording van ruimte en tijd die het gevolg is van deze beperktheid. De mensen kun­nen de derde kracht niet rechtstreeks opmerken en waarnemen, evenmin als zij de 'vierde dimensie' ruimtelijk kunnen waarnemen.

Maar door zichzelf te bestuderen, de uitingen van zijn denken, bewust­zijn, werkzaamheid, gewoonten, verlangens, enzovoorts, kan de mens in zichzelf de werking van de drie krachten leren waarnemen en zien.

Laten wij ons bijvoorbeeld eens voorstellen dat iemand aan zichzelf wil werken om bepaalde eigenschappen te veranderen, een hoger zijns-niveau te be­reiken. Zijn verlangen, zijn initiatief is de actieve kracht. De inertie van zijn gewone psychische leven die zich tegen zijn initiatief verzet, vormt de passieve, of negatieve kracht. De twee krachten zullen of elkaar in evenwicht houden, of de één zal de ander geheel overwinnen maar dan te zwak worden voor enige verdere actie. Zo zullen de twee krachten als het ware om elkaar heen blijven draaien, waarbij de één de ander ab­sorbeert zonder één enkel resultaat op te leveren. Dit kan een geheel leven zo voortduren.

Iemand kan een verlangen voelen tot het nemen van initia­tief. Maar alle kracht van dit initiatief kan worden verbruikt aan de inspan­ning voor het overwinnen van de gewone traagheid van het leven zodat er niets overblijft voor het doel waarop het initiatief gericht zou moeten zijn. En dit kan zo doorgaan totdat de derde kracht optreedt, bijvoorbeeld in de vorm van een nieuw weten dat onmiddellijk het voordeel of de noodzaak van werken aan zichzelf in het licht stelt en op deze wijze het initiatief steunt en versterkt. Dan kan het initiatief met de steun van deze derde kracht de inertie overwinnen en de mens wordt actief in de gewenste richting.

Voorbeelden van de werking der drie krachten, en van de momenten van het optreden van de derde kracht, kunnen wij vinden in alle uitingen van ons psychische leven, in alle levensverschijnselen van de menselijke gemeenschappen en van de mensheid als geheel, en in alle natuurver­schijnselen om ons heen.

Maar in het begin is het voldoende dat wij het algemene principe be­grijpen: ieder verschijnsel, van welke omvang ook, is onvermijdelijk de manifestatie van drie krachten; één of twee krachten kunnen geen verschijnsel voortbrengen, en als wij een stilstand in iets opmerken, of een eindeloos aarzelen op eenzelfde plaats, dan kunnen wij zeggen dat op die bepaalde plaats de derde kracht ontbreekt.

Bij onze pogingen om dit te begrijpen, moeten wij bovendien bedenken dat wij de verschijnselen niet kunnen waarnemen als uitingen van drie krachten omdat in onze subjec­tieve bewustzijnstoestanden de objectieve wereld zich aan onze waarne­ming onttrekt. En in de subjectief waargenomen wereld der verschijnselen zien wij in de verschijnselen de manifestatie van slechts één of twee krach­ten. Indien wij in ieder gebeuren de manifestatie van drie krachten konden zien, dan zouden wij de wereld zien zoals zij is (de dingen als zodanig).

Alleen moet hierbij in het oog worden gehouden dat een verschijnsel dat heel eenvoudig lijkt, in werkelijkheid zeer ingewikkeld kan zijn, dat wil zeggen: een zeer ingewikkelde combinatie van 'drieheden'. Maar wij weten dat wij de wereld niet kunnen zien zoals zij is, en dit kan ons helpen te begrijpen waarom wij de derde kracht niet kunnen zien. De derde kracht is een hoedanigheid van de werkelijke wereld. De subjectieve wereld, of wereld der verschijnselen van onze waarneming, is slechts betrekkelijk werkelijk, in ieder geval is zij niet compleet.

Terugkerend tot de wereld waarin wij leven, kunnen wij nu zeggen dat in het Absolute, evenals in al het andere, drie krachten werkzaam zijn: de actieve, de passieve en de neutraliserende kracht. Maar aangezien alles in het Absolute naar zijn aard één geheel vormt, vormen de drie krachten ook één geheel. Bovendien bezitten de drie krachten bij de vorming van één onafhankelijk geheel een volkomen en onafhankelijke wil, een volledig bewustzijn, en een volledig begrip van zichzelf en van alles wat zij doen.

Het denkbeeld van de eenheid der drie krachten in het Absolute vormt de grondslag van vele oude leringen: de inwezenlijke en ondeelbare Drie-­eenheid, de Trimurti, zijnde: Brahma, Vishnu en Shiva , enzovoort.

De drie krachten van het Absolute, één geheel vormend, scheiden en verenigen zich naar eigen wil en eigen besluit, en op de punten van samenkomst scheppen zij verschijnselen; of 'werelden'. Deze werelden, ge­schapen door de wil van het Absolute, zijn in alles wat hun eigen bestaan betreft volkomen afhankelijk van deze wil.

In ieder van deze werelden zijn de drie krachten wederom werkzaam. Daar ieder van deze werelden thans echter niet meer het geheel is, maar slechts een deel, vormen de drie krachten in hen ook niet meer één geheel. Het zijn nu drie willen, drie 'bewustzijnen', drie eenheden. Ieder van de drie krachten sluit de mogelijk­heid van alle drie de krachten in zich, maar in het ontmoetingspunt dezer drie krachten openbaart elk slechts één beginsel: het actieve, het passieve of het neutraliserende.

De drie krachten vormen tezamen een drieheid, die nieuwe verschijnselen voortbrengt. Maar deze drieheid is iets anders, zij is niet die welke in het Absolute was waar de drie krachten een ondeelbaar geheel vormden, één enkele wil bezaten en één enkel bewustzijn. In de werelden van de tweede orde zijn de drie krachten thans verdeeld en hun ontmoetingspunten zijn van andere aard. In het Absolute worden het moment en het punt van hun ontmoeting bepaald door hun enkelvoudige wil. In de werelden van de tweede orde, waar niet langer één enkelvoudige wil bestaat maar drie 'willen', worden de werkingspunten ieder bepaald door een afzonderlijke wil, onafhankelijk van de andere, en zodoende wordt het ontmoetingspunt toevallig of mechanisch. De wil van het Abso­lute schept de werelden van de tweede orde en bestuurt ze, maar hij be­heerst niet hun scheppend werk, waarin een mechanisch element zijn intrede doet.

Laten wij ons het Absolute voorstellen als een cirkel en daarin een aantal andere cirkels, werelden van de tweede orde. Laten wij één van deze cirkels beschouwen.

Het Absolute wordt aangeduid met het getal 1, omdat de drie krachten in het Absolute één geheel vormen, en de kleine cirkels duiden wij aan met het getal 3, omdat in een wereld van de tweede orde de drie krachten reeds gescheiden zijn.

In elk van de werelden van de tweede orde scheppen de drie geschei­den krachten wanneer zij samentreffen nieuwe werelden van de derde orde. Laten wij één van deze werelden bekijken. De werelden van de derde orde, geschapen door de drie krachten die half-mechanisch werken, zijn niet langer afhankelijk van de enkele wil van het Absolute maar van drie mechanische wetten. Deze werelden zijn geschapen door de drie krachten. En eenmaal geschapen, openbaren zij drie nieuwe eigen krach­ten. Het aantal krachten dat in de werelden van de derde orde werkzaam is, zal dus zes zijn. In het diagram wordt de cirkel van de derde orde aangeduid door het getal 6 (3 + 3).

In de werelden van de derde orde worden werelden van een nieuwe orde, de vierde orde, geschapen. In de werelden van de vierde orde zijn de drie krachten van de wereld van de tweede orde, de zes krachten van de wereld van de derde orde en drie eigen krachten werkzaam, in totaal dus twaalf krachten.

Wij nemen één dezer werelden en duiden deze aan met het getal 12 (3 + 6 + 3). Aangezien zij onderworpen zijn aan een groter aantal wetten, staan deze werelden nog verder af van de enkele wil van het Absolute en zijn zij nog mechanischer.

De werelden die in deze werelden geschapen worden, zullen beheerst worden door vierentwintig krachten (3 + 6 +12 + 3).

De werelden die in deze werelden geschapen worden, zullen beheerst worden door achtenveertig krachten en wel als volgt: drie krachten van de wereld volgend op het Absolute, zes van de daaropvolgende, twaalf van de daaropvolgende, vierentwintig van de daaropvolgende en drie van zichzelf (3 + 6 + 12 + 24 + 3) - acht­enveertig in totaal.

De werelden geschapen in de werelden 48 zullen beheerst worden door 96 krachten (3 + 6 +12 + 24 + 48 + 3). De werelden van de volgende orde, zo deze bestaan, zullen beheerst worden door 192 krachten, enzovoorts.

Als wij één van de vele in het Absolute geschapen werelden nemen, dat wil zeggen: een wereld 3, zal dit de wereld zijn die het totaal aantal met onze Melkweg overeenkomende sterrenwerelden voorstelt. Als wij één van de in deze wereld geschapen werelden nemen, een wereld 6, zal deze de verzameling sterren zijn die wij de Melkweg noemen. Wereld 12 zal één van de zonnen zijn die de Melkweg vormen - onze zon. Wereld 24 zal de planetaire wereld zijn, dat wil zeggen: alle planeten van het zonnestelsel. Wereld 48 zal de aarde zijn. Wereld 96 zal de maan zijn. Wanneer de maan een satelliet zou hebben, zou dit wereld 192 zijn, enzovoorts.

De keten van werelden, met als schakels het Absolute, alle werelden, alle zonnen, onze zon, de planeten, de aarde en de maan, vormt de 'scheppingsstraal' waarin wij ons bevinden.

De scheppingsstraal is voor ons 'de wereld' in de ruimste zin van het woord. Maar natuurlijk is de scheppingsstraal alleen voor ons 'de wereld', want het Absolute geeft het aanzijn aan een groot aantal, misschien zelfs een oneindig aantal ver­schillende werelden, die ieder het beginpunt vormen van een nieuwe en afzonderlijke scheppingsstraal.

Bovendien bevat ieder van deze werelden een aantal werelden die een verdere splitsing van de scheppingsstraal beteke­nen, en van deze werelden kiezen wij er slechts één uit, namelijk: onze Melkweg.

De Melkweg bestaat uit een aantal zonnen, maar van deze zonnen kiezen wij wederom slechts één zon, de zon die het dichtst bij ons is, waar wij onmiddellijk van afhankelijk zijn, waarin wij leven, ons bewegen en ons zijn hebben. Ieder van de andere zonnen betekent een verdere splitsing van de straal, maar wij kunnen deze stralen niet op dezelfde wijze be­studeren als onze eigen straal, dat wil zeggen: de straal waarin wij ons bevinden.

Voorts staat in ons zonnestelsel de planetenwereld ons nader dan de zon zelf; en in de planetenwereld is de aarde, de planeet waarop wij leven, het allerdichtste bij. Wij behoeven de andere planeten niet op dezelfde wijze te bestuderen als de aarde, wij kunnen ermee volstaan ze alle tezamen te beschouwen, dat wil zeggen: op een veel kleinere schaal dan de aarde.

Het aantal krachten in iedere wereld - 1, 3, 6, 12, enzovoort - ­duidt het aantal wetten aan waaraan die wereld onderworpen is.

Hoe minder wetten er in een bepaalde wereld zijn, des te dichter staat zij bij de wil van het Absolute; hoe meer wetten er in een bepaalde wereld zijn, des te groter is het mechanische element, en des te verder is zij van de wil van het Absolute verwijderd. Wij leven in een wereld die onderworpen is aan achtenveertig orden van wetten, dat wil zeggen heel ver van de wil van het Absolute en in een zeer afgelegen en duistere uit­hoek van het heelal.

Op deze wijze helpt de scheppingsstraal ons onze plaats in de wereld te bepalen en ons van deze plaats bewust te worden. Maar zoals u ziet, zijn wij nog niet ingegaan op de kwestie van invloeden. Om het verschil tussen de invloeden der verschillende werelden te begrijpen, dienen wij ons begrip van de wet van drie te verdiepen; en dan verder nog een andere fundamentele wet te bestuderen - de Wet van Zeven, of: de Wet der Octaven.

Besluit...

Het Absolute, dat wil zeggen: de staat der dingen waarin het Al één Geheel vormt, is als het ware de oerstaat der dingen, waaruit door deling en differentiatie de verscheidenheid der door ons waargenomen verschijn­selen voortkomt. De mens leeft in al deze werelden, maar op verschillende wijze.

Dit betekent, dat hij in de eerste plaats beïnvloed wordt door de meest nabije wereld, de hem omringende wereld waarmee hij in direct contact staat, en waarvan hij deel uitmaakt. De werelden, die verder weg zijn, be­ïnvloeden de mens ook, zowel direct als via de tussenliggende werelden, maar hun inwerking is omgekeerd evenredig met hun afstand – of, met de mate waarin zij van de mens verschillen. In elk geval be­reikt de directe invloed van het Absolute de mens niet. Maar de invloed van de eerstvolgende wereld, en die van de wereld der sterren, waarvan onze Zon de meest belangrijke is, zijn reeds volkomen duidelijk in het leven van de mens, hoewel de wetenschap ze in het geheel niet kent.

Bron: OZNHW blz. 90-94

Organisaties gespecialiseerd in de drie krachten


  • Vind nog meer organisaties gespecialiseerd in de drie krachten op Zoek&Vind.
  • Jouw organisatie er nog niet tussen? Voeg ze toe op Zoek&Vind!
Adverteren
Zoek&Vind
Meer
Spiritualia
Contact
Copyright © 2008-2024 Spiritualia. Alle rechten voorbehouden. | Privacy Statement | Gedragscode | Algemene Voorwaarden | Auteursrecht