We hebben meer gemeen met onze verste voorouders dan we denken. Toen de mens – of zelfs zijn voorgangers – nog over de savanne rondzwierf, ontstond gedrag dat tot vandaag ons doen en laten kan bepalen.
Ons lichaam en brein zijn nog steeds die van een holbewoner.
De oermens is ‘de mens zoals hij oorspronkelijk was’, maar ook ‘iemand zonder enige beschaving’ volgens Van Dale. Kunnen we daar een biologische identiteit op kleven? Wat betekent ‘oorspronkelijk’? Slaat het op de eerste mensachtige, nadat onze evolutielijn zich zeven à acht miljoen jaar geleden afsplitste van die naar de chimpansee? Of gaat het over de prille beginfase van de mens, de eerste Homo-soort? Maar wat dan met het ontbreken van enige beschaving? Vanaf wanneer is er sprake van ‘beschaving’? Toen de mens stenen begon te bewerken en zo technologie creëerde? Of toen hij sedentair werd en dankzij het ontstaan van landbouw en veeteelt in steeds grotere groepen ging samenleven – de aanloop naar dorpen en steden?
Etymologisch is de beschaafde mens een stadsbewoner, maar het klinkt nogal denigrerend om nomaden onbeschaafd te noemen. Onze voorouders die voor de neolithische revolutie leefden, kenden al cultuur, kunst, technologie en andere aspecten van wat we in brede zin met beschaving associëren. Het is evident dat Homo sapiens een cultureel organisme is: we geven ook op niet-genetische wijze informatie door. Maar valt het ontstaan van cultuur samen met de beginperiode van de anatomisch moderne mens?
De fossiele bewijslast voor de eerste Homo sapiens stuurt ons richting Marokko, ongeveer 315.000 jaar geleden. Ook al had die nog geen typisch benig kinuitsteeksel en een ellipsvormige schedel, toch was dit al sapiens. Een bolvormige schedel zien we 100.000 jaar later verschijnen. Dat laat verhoogde cognitieve capaciteiten vermoeden dankzij een grotere prefrontale cortex, de zone vooraan de grote hersenen waar het meeste denkwerk gebeurt en waar we onze plannen smeden. Waren we vanaf dan niet langer ‘oermensen’? Of verliezen we dat label pas lang nadat sapiens Afrika had verlaten en het landbouwproces in gang zette – dankzij een gunstig klimaat in de vruchtbare sikkel in het Midden-Oosten, ongeveer 12.000 jaar geleden? De Natufiërbevolking die daar toen leefde, zette de eerste stappen naar het selecteren van graangewassen – de aanleiding voor het inruilen van dierlijke eiwitten voor meer en meer plantaardige koolhydraten. Maar pas 9.000 tot 5.000 jaar geleden zorgden landbouw en veeteelt voor een versnelde culturele en genetische evolutie (denk maar aan het ontstaan van lactose-intolerantie), na een westelijke verspreiding van de Anatolische landbouwers en later de bewoners van de Pontische steppe uit Oost-Europa.
Zoveel is ondertussen duidelijk: het begrip oermens laat zich niet makkelijk omschrijven. Wetenschappelijk houdt het nauwelijks nog steek. De prehistorische mens is wat dat betreft eenvoudiger en meer precies: die leefde, volgens de meest gangbare interpretatie van het begrip prehistorie, voor het ontstaan van het schrift. Het schrift is vanzelfsprekend geen beslissend criterium om onszelf te onderscheiden van onze evolutionaire voorouders. Tot op heden zijn er culturen die het schrift niet kennen. Het zou merkwaardig zijn om hen prehistorisch te noemen, laat staan oermensen.
Oermens met oerhersenen?
Maar laat ons het begrip oermens hier gemakshalve verder gebruiken, in de betekenis van onze verre evolutionaire voorouders. Hoe ver? Moeilijk te zeggen. De menswording is niet van de ene dag op de andere ontstaan. Het was een geleidelijk proces waarin uiteenlopende factoren een rol speelden, zoals de ontwikkeling van natuurlijke taal, een hogere intelligentie en een meer verfijnde handmotoriek, maar ook creatief problemen aanpakken of kunnen samenwerken. Dat alles samen verklaart waarom we nu niet langer oermensen zijn.
Uiteindelijk is het te danken aan onze grote en complexe hersenen. Dat is althans de gangbare opinie. Maar klopt die ook? Zijn we uniek omwille van de omvang van onze hersenen? Of gaat het eerder over de specifieke neuronale verbindingen in ons brein? En wat is er dan zo anders aan onze hedendaagse breinen, vergeleken met die van onze voorouders?
Neem het vermogen om objecten te bewerken tot een nuttig werktuig. Een steen met een scherpe rand kunnen herkennen en gebruiken als een snijtuig vereist inzicht in de relatie tussen vorm en functie van dat object. Een volgende stap is inzicht en handigheid om zelf scherpe randen te maken op een stompe steen. De juiste materialen met hun typische eigenschappen herkennen, verhoogt dan weer de efficiëntie om steeds scherpere stenen te maken, zeker zodra je meerdere snijtuigen uit één steen kunt halen.
Het besef dat kleine stenen vastgemaakt aan een stok beter en veiliger zijn om te jagen dan een steen in de hand, opende uiteindelijk de weg voor een heel arsenaal aan werp-, werk- en vechttuigen, maar ook aan sieraden, ruilmiddelen, bewaarmiddelen, enzovoort. Dit hele proces, van de eenvoudigste stenen met een scherpe rand tot objecten die onze beschaving illustreren, begon iets meer dan drie miljoen jaar geleden. De ontdekking komt echter niet op het conto van een Homo-soort. De eerste stappen in het oermensdenken rond werktuigen gaan terug tot de vroegere mensachtigen (Australopithecus en Paranthropus). Dat betekent dat enkele cruciale mentale vermogens van de moderne Homo sapiens al miljoenen jaren eerder aanwezig waren, ook bij soorten waaruit we evolueerden.
Artistieke vuistbijlen
Sindsdien is er ook veel veranderd. Sommige mensensoorten begonnen rechtop te lopen, vuur te gebruiken om zichzelf en hun voedsel op te warmen, Afrika te verlaten om meer dan een miljoen jaar geleden al van Oost-Europa tot Oost-Azië te geraken. Onze directe voorouders bleven tot 100.000 jaar geleden in Afrika om daarna, via het Midden-Oosten de rest van de wereld te verkennen.
Verkenningstochten naar nieuwe natuurlijke bronnen in onbekende gebieden, dat doet wat met een mens, vooral als dit zich over meerdere generaties spreidt en elke generatie zich moet aanpassen. Nieuwe uitdagingen om te overleven, nieuwe opportuniteiten om efficiënter gebruik te maken van een nieuwe omgeving. Verklaart dat de specifieke evolutie van onze hersenen? Niet echt, want onderzoek toont aan dat wij vrij normale hersenen hebben, zowel in algemene grootte als in het aantal zenuwcellen – althans voor een primaat van meer dan 70 kilogram. En wat dan met orang-oetans of gorilla’s, zal je denken? Zij hebben eigenlijk te kleine hersenen voor hun lichaamsgrootte. Dat komt door een evolutionaire rem op de hoeveelheid beschikbare energie om een groot lichaam én grote hersenen te onderhouden.
Waar zit onze uitzonderlijke intelligentie dan? Die hebben we te danken aan het absolute hersenvolume, en vooral aan het grote aantal neuronen: niet minder dan 86 miljard. Combineer dat met een evolutionaire herschikking van een sterk geplooide en gespecialiseerde hersenschors met de vorming van talrijke verbindingen tussen zenuwcellen, en je krijgt uiteindelijk een zeer krachtige organische computer. Die maakt het mogelijk om te plannen, te anticiperen, signalen van medemensen op te pikken, creatief en handig te zijn, vooruit te denken, en nog veel meer.
Een bijzonder voorbeeld van wat onze hersenen kunnen, in tegenstelling tot die van andere primaten, is het creëren van kunst. Wij zijn bij uitstek een soort die in staat is tot artistieke expressie, en dat zien we al bij Homo erectus, die leefde van ongeveer twee miljoen tot honderdduizend jaar geleden.
Erectus maakte een ontelbaar aantal vuistbijlen, honderdduizenden jaren lang. Enerzijds illustreert dat de beperktheid van zijn creatieve vermogens: hij slaagde er niet in om variatie op het thema te bedenken. Anderzijds vallen de vuistbijlen op door hun symmetrie en grote esthetische kwaliteit. We twijfelen er niet aan dat Homo erectus vuistbijlen niet louter omwille van hun praktische functies maakte, zoals graven, villen of snijden, maar evenzeer omdat ze een artistieke waarde kennen.
De Amerikaanse kunsthistorica en antropologe Ellen Dissanayake heeft het over 'making special'. We houden ervan om een bijzondere toets te geven aan onszelf, aan ons voedsel, ons huis, onze tuin en onze steden. We laten het niet louter aan het toeval of aan de natuur over hoe iets eruitziet, en we overstijgen graag het strikt functionele. Daarom dragen we niet zomaar kleren, maar bestaat er mode. We eten niet domweg calorierijk voedsel, maar kennen gastronomie. We hebben niet enkel een gazon, maar zetten er een tuinkabouter in.
Dat kunnen we terugvoeren tot de Homo erectus. Hij maakte van zijn werktuigen iets bijzonders: het waren ook kunstwerken. Met een vuistbijl kun je een dierlijk karkas in stukken verdelen, maar je kunt er ook indruk mee maken op potentiële seksuele partners. Het is niet bijzonder vergezocht om een verband te zien tussen de vuistbijlen van erectus en de kunst die Homo sapiens enkele tienduizenden jaren geleden maakte, zoals grotschilderingen of zogenaamde Venusbeeldjes. Van daar naar het werk van hedendaagse kunstenaars, is het maar een kleine stap.
De mate waarin artistieke expressie eigen is aan de mens, wordt geïllustreerd door het groeiende inzicht dat ook de neanderthaler kunst creëerde. Lange tijd dacht men dat onze nauwste evolutionaire verwanten daartoe niet in staat waren, wegens niet intelligent en creatief genoeg. Dat beeld is de voorbije decennia radicaal bijgesteld. Nu vermoeden we dat de neanderthaler al 250.000 jaar geleden verf maakte om zichzelf en zijn kledij te versieren.
Mensen zijn ontegensprekelijk groepsdieren. Ook dat gaat ver terug. Australopithecus zwierf niet solitair in Afrika rond. Homo habilis evenmin, en de avontuurlijke zwerftochten van Homo erectus richting Azië waren groepsreizen. In groep leven biedt niet alleen de mogelijkheid om taken te verdelen, maar ook om handelingen na te bootsen en aan te leren. Andere primaten maken daar ook gebruik van, zoals de befaamde Japanse Koshima-makaken, die hun zoete aardappelen wassen sinds een wijfje daar ooit mee begonnen is.
Bij ons gaat het imiteren veel sneller en efficiënter. In de loop van onze evolutie zijn imitatiemogelijkheden en leermechanismen positief geselecteerd, zoals onder meer blijkt uit het bestaan van spiegelneuronen in ons brein, waardoor nuttig gedrag zich vlot verspreidde in een gemeenschap. Zo creëerden we cultuur. Er zijn nog andere diersoorten die informatie aan elkaar doorgeven op niet-genetische wijze, zoals sommige vogelsoorten, apen en bultrugwalvissen, maar het verschil met het vermogen van onze soort is onmiskenbaar bijzonder groot. Een spectaculair voorbeeld waarvan de invloed niet kan worden overschat, is het gebruik van vuur, reeds door Homo erectus.
Efficiënt handelingen nabootsen gaat nog beter als de ontdekker duidelijk kan communiceren wat er moet gebeuren en als de leerling het snel oppikt. Taal en handigheid zijn nog twee eigenschappen die we meekregen van onze voorouders. Toevallig of niet zijn ze allebei anatomisch en functioneel aan elkaar gekoppeld: bepaalde hersenzones – zoals het centrum van Wernicke in de slaapkwab en het centrum van Broca in de voorhoofdskwab – zijn betrokken bij zowel handigheid als taal. We combineren beide trouwens nog steeds wanneer we via gebarentaal iets proberen uit te leggen aan iemand die onze taal niet hoort of begrijpt.
Ook ligt de hersenzone die de motoriek van onze handen aanstuurt zeer dicht bij de zone die onze tong doet bewegen, nodig om te spreken. Bij chimpansees liggen die verder uit elkaar, maar de aanzet naar een verschuiving had zich waarschijnlijk al ingezet vanaf de vroege Australopithecus.
Morele wezens
Leren van elkaar en samenwerken zijn zeer bijzondere vermogens die in onze familie al miljoenen jaren geleden evolueerden. Ze zijn gekoppeld aan andere eigenschappen die fundamenteel eigen zijn aan de menselijke natuur, zoals intenties lezen, empathie en altruïsme. We zien dit weerspiegeld in de culturele evolutie van de late sapiens, maar mogelijk is de anatomische basis hiervoor al veel vroeger gelegd. Ook hier speelt die prefrontale cortex in onze bolvormige hersenen een belangrijke rol, samen met nog enkele andere zones van het zogenaamde limbisch systeem. Was sapiens daar beter voor uitgerust dan de neanderthaler, die geen bolvormige hersenen had? Misschien wel. Het verklaart misschien waarom neanderthalers in zeer kleine groepjes zijn blijven leven en uiteindelijk zijn uitgestorven, terwijl sapiens overleefde.
Efficiënte samenwerking is een spectaculair vermogen. Mochten we er niet toe in staat zijn, dan hadden we ons niet verspreid over de wereld, hadden we geen cultuur, geen wetenschap, geen neolithische revolutie, geen steden en geen ruimtereizen gehad. De evolutionaire waarde van samenwerking is zonneklaar. Maar er zijn ook nadelen aan. In het bijzonder de kwetsbaarheid voor freeriders: egoïsten die profiteren van de inspanningen van de anderen, maar zelf niks bijdragen tot het welzijn van de groep.
Natuurlijke selectie kan dit gedrag bevoordelen, waardoor er tegenstrategieën zijn ontwikkeld. Het is een verklaring voor menselijke moraliteit, het complexe en veelgelaagde systeem dat via emoties, waarden en normen voor groepscohesie zorgt. Het is enerzijds onze kracht: we zijn morele wezens, in staat tot het goed- en afkeuren van gedrag, tot normering en bestraffing, wat de groep samenhoudt en samenwerking bevordert. Maar het is ook een achilleshiel. Onze positieve morele vermogens zijn immers op de eigen groep gericht. Ze strekken zich niet uit tot andere groepen, integendeel. We zijn sterk geneigd om een onderscheid te maken tussen de eigen groep en de anderen, wat vaak gepaard gaat met vijandige gevoelens en agressief gedrag. Ook dat is een erfenis van de oermens waaruit we evolueerden.
Er zijn nog andere kwetsbare plekken die voortkomen uit onze evolutionaire geschiedenis. Zo hebben we het moeilijk met waarschijnlijkheidsrekening en maken we makkelijk denkfouten. Onze verre voorouders lagen niet wakker van zoiets als exponentiële groei, noch van de precieze aard van tijd, ruimte of materie. Bijgevolg ontwikkelden we daarover geen betrouwbare intuïties en ontwikkelde het wetenschappelijk denken zich pas enkele eeuwen geleden. Evolutie, met natuurlijke en seksuele selectie als centrale mechanismen, focust op overleving en voortplanting. Het optimaliseren van de wetenschappelijke betrouwbaarheid van informatie is daarbij vaak een overbodige luxe.
De Banksy-man
Hoeveel oermens schuilt er nog in ons? Het is ondertussen duidelijk dat de vraag eenvoudiger is dan het antwoord. Helder is wel dat onze mentale en fysieke eigenschappen in de loop van de prehistorie evolutionair tot stand kwamen. In ons genoom ligt informatie vast die we gemeenschappelijk hebben met soorten waarvan we al miljoenen jaren evolutionair gescheiden zijn – denk aan onze biologische klok.
De kunstenaar Banksy maakte ooit een afbeelding van een prehistorische man met in zijn linkerhand een bot, en in zijn rechterhand een dienblad met frieten, een hamburger en frisdrank. Het gaat duidelijk om een verre voorouder, maar hij is in onze tijd terechtgekomen. We weten niet wat Banksy er precies mee bedoelt, maar wij zien het als een mooie metafoor. De moderne mens verschilt niet erg veel van Banksy’s caveman. Ons lichaam en brein zijn nog steeds prehistorisch.
Maar er is ook een essentieel verschil: wij bevinden ons in een hypermoderne, artificiële omgeving. Dankzij cognitieve vermogens die duizenden generaties teruggaan, konden we wetenschap, technologie, kunst en democratie ontwikkelen. Maar diezelfde vermogens laten ons ook naar calorierijk voedsel verlangen, met maatschappijziektes als gevolg. Veel van onze eigenschappen die we van de oermens meekregen, mogen we koesteren. Andere daarentegen zijn we misschien beter kwijt dan rijk.
Bron: Eos Wetenschap
"Vind mensen, die in zichzelf zowel de motivatie als de aangeboren drijfveer hebben om aan hun Innerlijke Zelf te werken, en we zullen hen gidsen."
- DIMschool vzw, de énige gespecialiseerd in Zelfkennis, zijnde: het kennen van het Zelf -
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
En, voel jij je geroepen om Spiritualia te sponsoren?
Klik dan op deze link. Alvast bedankt!
Overschrijven kan ook via: IBAN: BE22 7795 9845 2547 - BIC: GKCCBEBB
- Indien je zo'n (bak)steentje bijdraagt, ook eventueel via een aankoop of een Zoek&Vind abonnement, mogen we jouw naam hieronder publiceren? Laat het ons weten! -
- Ook kan je dus in onze webshop iets aankopen, waaronder:
Archetypen vragenlijst
Kristallen schedels
Pendels
Purperen plaatjes
Wierook & Benodigdheden
Voor de 'Zoekers naar hun Innerlijke Waarheid' is er...: Eclecticus!
En, dan heb je nog ...
DIMschool biedt 10 interessante privé-sessies aan waaruit jij kan kiezen!
Dossier Zelfkennis: Over de Handleiding Pendelen van A tot Z
'Eclecticus': een korte introductie…
Prachtige geode amethist schedel van 4 kg 340 gram zoekt een warme thuis.
Wat is jouw Archetype ? En, ken je ook die van jouw partner?
Een Cursus in Wonderen - A Course in Miracles: een introductie.
Interesse in Kabbala en de Boom des Levens?
Pssst! Jij, ja jij! Leren werken met Runen?… De handleiding is beschikbaar!
En, dan hebben we nog een 400-tal sterk afgeprijsde boeken!