Lezers, die in de rubriek 'Eclecticus' de teksten over Nikola Tesla hebben gelezen, werden met dingen geconfronteerd, die tot een nadenken konden stemden.
Eén daarvan was de relatie tussen Licht, Energie en Materie. De paradox van Olbers kan ons daaraan een gedeeltelijke verklaring geven.
Reeds in 2012 stelde ik de vraag waarom de nachtelijke hemel er zo zwart uitziet. Hoogstwaarschijnlijk is voor de gewone mens noch de vraag noch het antwoord daarop een interessant gegeven, maar voor mensen die de 'zwartheid' in zichzelf kunnen zien, en beseffen dat ze 'het licht in zichzelf meedragen', is de uitleg, die de Duitse astronoom Heinrich Olbers ons indertijd gaf, belangrijk studiemateriaal.
Tussen haakjes: wat ik zonet schreef heeft niets te maken met wat alternatievelingen, 'spiritueel' ingestelde mensen, of personen die zweven, op hun website publiceren.
Uiteindelijk komt het erop neer dat de ruimte in het geheel niet zwart is, maar dat onze ogen niet gemaakt zijn om die helderheid te aanschouwen. Maar, dit geldt voor zoveel andere dingen. Reeds eerder merkte ik op dat, indien we het facetoog van een bij zouden hebben, of de ogen van een duif, we de wereld om ons heen zowel letterlijk als figuurlijk anders zouden bekijken, vertalen en beschrijven.
Het probleem is, indien je aan Zelfkennis doet, je ervan zou moeten bewust zijn van het feit dat het niet is omdat je het niet waarneemt, dat het er daadwerkelijk niet is.
Eclectici, lees deze tekst driemaal. Weet je nog dat ik jullie trachtte uit te leggen waarom sommige Joodse schriftgeleerden niet beseften waarom het Scheppingsverhaal met de letter 'B' (Beth, van Berschit) begint, en niet met de letter 'A', de Aleph? ... En, indien je het vergeten bent, plaats ik misschien eerstdaags de volledige tekst in de rubriek 'Eclecticus'. Laat me dus iets weten.
Op Wikipedia lezen we het volgende of de Paradox van Olbers...
De paradox gaat uit van de veronderstelling dat het heelal oneindig groot is, en dat hierin lichtbronnen van eindige omvang (sterren) in zekere mate uniform zijn verdeeld. Maar als er zich in elke richting een ster bevindt, dan zou de nachtelijke hemel in alle richtingen net zo fel moeten zijn als de zon is, wat duidelijk niet het geval is.
In zekere zin ontvangen we wel degelijk uit alle richtingen straling, namelijk de kosmische achtergrondstraling. Toen deze ontstond was de temperatuur van het heelal vergelijkbaar met die van het oppervlak van de zon, en was als gevolg daarvan inderdaad de hemel volledig wit.
Echter, door de uitdijing van het heelal heeft dit licht een grote roodverschuiving ondergaan, waardoor er nu enkel nog microgolfstraling, overeenkomend met een zwart lichaam met een temperatuur van 2,73 K overblijft. De uitdijing van het heelal en de roodverschuiving leveren derhalve een tweede oplossing voor de paradox van Olbers.
Over die zwartheid van de hemel heb ik het reeds eerder gehad - Eagle heeft er zelfs enkele teksten aan toegevoegd, die het lezen waard zijn - en, als er eclectici zijn, die meer aan de weet willen komen van wat dit allemaal voor onszelf zou kunnen betekenen, wil ik dat op een dag weleens allemaal uitschrijven. Maar, zolang er geen interesse voor bestaat, blijf ik mezelf met andere dingen bezighouden - want, ikzelf heb al die uitleg niet zozeer meer nodig. :-)
Een extraatje, heet van de naald
Anderzijds loop ik met het voorgevoel rond dat er aan het bovenvermelde nog iets anders kan worden toegevoegd, en wel het volgende uit de wereld van de deeltjesfysica...
Het neutrino werd in 1930 voor het eerst gepostuleerd door Wolfgang Pauli. Hij noemde zijn voorgesteld getheoretiseerd deeltje oorspronkelijk een 'neutron', naar analogie met het proton en het elektron, waarvan reeds bekend was dat zij producten van bètaverval zijn. Toen James Chadwick in 1932 echter een veel massiever deeltje ontdekte en dit ook een neutron noemde, zat men met twee verschillende deeltjes met dezelfde naam. Enrico Fermi, die de theorie van het bètaverval ontwikkelde, bracht uitkomst. Hij verzon in 1934 de term 'neutrino' om zo de verwarring op te lossen. Het is het Italiaanse equivalent van 'neutraaltje'.
Neutrino's zijn elementaire deeltjes, die bijna geen massa hebben en daardoor amper zichtbaar zijn, behalve op Antarctica waar de Belgische wetenschapper Francis Halzen een gigantisch meetinstrument heeft laten bouwen, 'Icecube' genaamd, waarmee men aldaar het voorbije jaar ongewone neutrino's heeft ontdekt.
Doordat het neutrino weinig wisselwerking heeft met materie is het in wezen heel moeilijk het te detecteren. Voor neutrino's met weinig energie is helemaal geen detectiemethode bekend. Een zeer klein deel van neutrino's met voldoende energie reageert echter wel, en kan dan gedetecteerd worden door de uitgezonden Čerenkovstraling, een zwakke blauwe flits.
Neutrinodetectoren maken daarom gebruik van heel grote hoeveelheden doorzichtig materiaal zoals water of ijs. Die zijn nodig om een paar neutrino's per dag te detecteren uit de miljarden die er per seconde doorheen gaan. In water botst dan af en toe een neutrino op een proton, en ontstaat door opname van elektrische lading er een muon, of een elektron met een positieve respectievelijk negatieve lading. Deze deeltjes snellen door het water en geven Čerenkovstraling af die door fotomultiplicatoren worden gedetecteerd.
Het meetinstrument waarmee de 71-jarige Francis Halzen werkt, bevindt zich onder het ijs, bestaande uit 86 kabels in kokers, die met behulp van krachtige heetwaterstralen tot twee kilometer diep zijn geboord. Onderaan elke kabel werden 60 lichtgevoelige detectoren aangebracht: dus 5.160 in totaal. Ze registeren botsingen tussen de neutrino's en het ijs - en, het ijs op Antarctica leent er zich goed voor omdat het zo zuiver is.
Detectie vindt nu eenmaal plaats diep onder de grond, omdat daar minder andere straling uit de ruimte doordringt die een flits veroorzaakt. Voor wat betreft de straling, die daar wel doordringt, kan men in het geval van een flits zien of de straling van boven of van onder komt, en zich dan richten op de straling die van onder komt, want andere straling dan die van neutrino's kan niet, of minder goed, de hele Aarde doorkruisen.
Neutrino's vliegen bijna zo snel als het licht doorheen het heelal, ze zijn overal aanwezig en gaan zelfs op dit moment met miljarden ongehinderd doorheen lichamen heen, gewoonweg omdat ze zo goed als geen massa hebben, wél energie.
Neutrino's worden gevormd bij kernprocessen in onze zon en andere sterren. Omdat neutrino's geen elektrische lading hebben worden ze niet door elektromagnetische velden afgebogen. Ofwel, tijdens hun reis door het heelal verliezen ze geen energie.
De meeste neutrino's die de Aarde bereiken - en jou dus ook, zijn afkomstig van de zon. Per seconde wordt elke vierkante centimeter van de ruimte in de nabijheid van de aarde, die loodrecht op de richting van de zonnestralen staat, gepasseerd door 65 miljard zonneneutrino's; dit zijn elektron-neutrino's.
Nogmaals; doordat het neutrino zo weinig wisselwerking vertoont met materie, gaat het bijna ongehinderd door gewone materie heen. Een blok lood zou een lichtjaar, zijnde: circa 9,5 biljoen km - dik moeten zijn om de helft van de neutrino's die erdoorheen gaan tegen te houden.
Het knappe is, dat men nu neutrino's heeft gedetecteerd die dragers zijn van ongewoon hoge energie, afkomstig uit het heelal. De vraag, die men nu stelt is: "Vanwaar komt die energie?".
Mogelijke antwoorden hierop kunnen zijn: "Van krachtige supernova's, van zwarte gaten, of van exploderende sterren...". Kortom: men is jou nog het juiste antwoord verschuldigd.
Nu hoop ik maar, beste eclectici, dat je er dingen uithaalt, die aanvullend zijn voor de kennis die je reeds zou moeten bezitten. Denk hierbij, bijvoorbeeld, over het vasthouden van x-aantal delen zuurstof, waarom de Zon zo belangrijk is, en zo meer.