|
Weer een andere Gurdjieff ...
|
|
In de top tien van de Amerikaanse hitlijsten voor klassieke muziek staat op dit moment de cd 'Chants, hymns and dances' van de Duitse celliste Anja Lechner en de Griekse pianist Vassilis Tsabropoulos. Hoofdmoot van deze cd vormen negen stukken van de Armeense filosoof Georges Ivanovitsj Gurdjieff, die als componist tot dusver bij het grote publiek niet of nauwelijks bekend was. De onverwachte belangstelling roept vanwege deze sterk van eerdere vertolkingen verschillende interpretatie de vraag op waaraan deze cd zijn eclatante verkoopcijfers te danken heeft: Gurdjieff's bescheiden, introspectieve composities of Lechner's en Tsabropoulos' gloedvolle samenspel in de improvisatie op Gurdjieff's thema's.
Op zich is het succes van deze recente uitvoering niet verbazingwekkend. Wie de cd beluistert, hoort licht exotische, maar tamelijk toegankelijke muziek die met verve en gevoel wordt vertolkt. Een ander sterk punt is de heldere productie van Manfred Eicher. De huisstijl van het ECM-label is voor menigeen te steriel, maar bij het fijnzinnige samenspel van Lechner en Tsabropoulos is het juist noodzakelijk dat de instrumenten afzonderlijk goed te onderscheiden zijn en niet opgaan in een blur van geluid. Dat draagt bij aan het pure karakter dat uit deze composities spreekt.
Lechner en Tsabropoulos horen beiden bij het selecte gezelschap dat zowel klassieke muziek als jazz brengt; er zijn maar weinigen die dat doen en nog veel minder die dat goed doen. Bovendien hebben ze allebei interesse in wat vaak onterecht wereldmuziek genoemd wordt. Celliste Lechner heeft bijvoorbeeld niet alleen Haydn en Webern opgenomen, maar ook muziek van de Argentijnse bandoneonspeler Dino Saluzzi en de Oekraïense jazzpianist Misha Alperin.
Tsabropoulos, van wie op deze cd ook een aantal eigen composities te horen zijn gebaseerd op oude Byzantijnse kerkliederen, speelt in een jazztrio met Arild Andersen en John Marshall, maar is ook een klassiek concertpianist. Deze ongemeen brede achtergrond heeft hoogstwaarschijnlijk bijgedragen aan de bijzonder avontuurlijke en tegelijkertijd evenwichtige benadering van Gurdjieff's werk, dat in deze nieuwe belichting een aantal onvermoede kanten prijsgeeft.
Opmerkelijk is dat de uitvoerende musici zonder meer eigenzinnig met Gurdjieff's erfenis zijn omgegaan. In de eerste plaats is hun bewerking de eerste op cd waarop niet uitsluitend piano te horen is. Bovendien haasten ze zich in de begeleidende tekst bij deze cd te verklaren dat hun interesse in Gurdjieff louter muzikaal is. De meeste uitvoerders voor hen stonden namelijk in meer of mindere mate onder invloed van Gurdjieff's denken.
Bij een breder publiek is Gurdjieff niet zozeer bekend als componist, maar als esoterisch denker. Hij heeft zijn denkbeelden ontvouwd in de uit drie omvangrijke delen bestaande cyclus Het al en alles, die behalve de uiteenzetting van zijn ideeën vooral ook heel veel biografische fragmenten bevat. Als je vertrouwd bent met zijn manier van schrijven, is het zo ongeveer het eerste dat je opvalt als je naar Gurdjieff's composities luistert: hoe kan iemand die zo breedsprakig en onbescheiden was, zulke onnadrukkelijk aanwezige muziek hebben geschreven? Hoe zijn deze introverte, spaarzaam ingevulde melodieën te rijmen met het exuberante karakter van een man die in alles vooral gulzigheid uitstraalt?
Over Georges Ivanovitsj Gurdjieff is veel geschreven, maar weinig met zekerheid bekend. Hij overleed in 1949; over zijn geboortejaar lopen de meningen echter sterk uiteen. In de hoestekst wordt 1877 genoemd, maar zijn biograaf James Moore gaat uit van 1866. Het is een van de vele raadsels die hem omringen. Gurdjieff heeft daar overigens in grote mate zelf aan bijgedragen. Moore spreekt in dit verband van auto-mythology. De oprichter en goeroe van het 'Institute for the harmonious development of men' had baat bij dergelijke mysterieuze antecedenten en omdat zijn lijvige boeken de enige bestaande bronnen over zijn jaren in Trans-Kaukasië zijn, kan niemand ze ooit met zekerheid weerleggen.
Gurdjieff beschrijft zichzelf als een rusteloze zoeker, een rouwdouw. Toen hij korte tijd gefascineerd was door de islam verschafte hij zich onmiddellijk toegang tot de voor christenen verboden heilige steden Mekka en Medina, om meteen vast te stellen dat het hart van dat geloof daar niet te vinden was. Zijn 'Ontmoetingen met bijzondere mensen' staat bol van verhalen over kleine sjacher- en zwendelpraktijken. Het beeld dat Gurdjieff van zichzelf creëert is dat van een even pragmatisch als romantisch persoon. Zo daagt hij op zeker moment een jongen uit zijn dorp uit tot een duel, omdat ze allebei op hetzelfde meisje verliefd zijn. Omdat geen van beiden over een wapen beschikt, besluiten ze roerloos op een nabijgelegen militair oefenterrein te gaan liggen: wie het overleeft, krijgt het meisje.
Uit andere verhalen blijkt dat Gurdjieff fysiek geweld niet schuwt. Het lichamelijke speelt in zijn denken dan ook een belangrijke rol. Bijzonder is dat Gurdjieff nergens zijn best doet om sympathiek over te komen. In zijn niets ontziende eigenzinnigheid doet hij daarom enigszins aan de hogepriester van het occultisme, Aleister Crowley, denken.
Veel van zijn leerlingen hebben over Gurdjieff geschreven en niet zelden komt hij uit die verhalen naar voren als een onhebbelijke man. Dergelijke afrekeningen zijn natuurlijk vaak uit teleurstelling geschreven. Gurdjieff was een charismatisch persoon die volgelingen over de hele wereld had. Zijn weigering, of onvermogen, om duidelijk te zijn, stelde sommigen vreselijk teleur, terwijl hij daarmee tegelijkertijd zijn aantrekkingskracht op anderen vergrootte. Voor de meeste van zijn volgelingen bleef hij hoe dan ook een raadsel. Een van zijn leerlingen, Margareth Anderson gaf haar werkje een titel mee die wat dat betreft boekdelen spreekt: 'The unknowable Gurdjieff'.
Gurdjieff was een auto-didactische alleskunner. Hij werkte aan een allesomvattende filosofie waarin astrologie en kosmologie, maar zeker ook muziek en dans een vooraanstaande plaats innemen. Net als zijn filosofie is Gurdjieff's muziek als het ware bijeengesprokkeld op zijn vele reizen door Trans-Kaukasië en het verre oosten. Hoewel hij zo'n driehonderd composities op zijn naam heeft staan, was Gurdjieff muzikaal ongeschoold. Hij kon een beetje gitaar en piano spelen, maar het notenschrift beheerste hij niet. Zijn composities zijn voor een belangrijk deel het werk van Thomas de Hartmann, een talentvolle componist en voormalig hofpianist van de laatste tsaar, die op jonge leeftijd in de ban raakte van Gurdjieff's filosofie, en die de melodieën die de meester hem voorfloot of -speelde op papier zette. Niet alleen de transcriptie maar ook de toegevoegde harmonieën en melodielijnen moeten aan De Hartmann worden toegeschreven.
Er is al veel gediscussieerd over de samenwerking tussen Gurdjieff en De Hartmann, en met name over wat de muzikale inbreng van de ongeschoolde Gurdjieff nu precies geweest is. Het is zonder meer fenomenaal dat Gurdjieff in staat is geweest de melodieën die hij tijdens zijn reizen opving te onthouden en door te geven. Het was De Hartmann die Gurdjieff's muziek in de jaren twintig van de vorige eeuw voor het eerst opnam. Pas met Keith Jarretts elpee 'Sacred hymns' uit 1980 raakte Gurdjieff's muziek echter bekend bij een groter publiek. Pas toen kwam er belangstelling voor de oude opnamen van De Hartmann, waarvan een selectie door Jarrett en Manfred Eicher, de eigenaar van platenlabel ECM, in 1985 werd uitgebracht.
|